Uitspraak van de week 20/07/2022

Week III juli 2022:

ECLI:NL:RBGEL:2022:3892

Uitspraak delenInstantieRechtbank GelderlandDatum uitspraak20-07-2022Datum publicatie26-07-2022ZaaknummerC/05/395362 / HA ZA 21-558
RechtsgebiedenVerbintenissenrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg – enkelvoudig
Op tegenspraak
Inhoudsindicatie

Schade aan sloep wegens brand die is ontstaan op terrein van de partij waar de sloep ter reparatie stond. Vordering tot vergoeding schade op grond van de reparatieopdracht dan wel bewaarneming wordt afgewezen. Tegenvordering betaling factuur toegewezen.VindplaatsenRechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/395362 / HA ZA 21-558

Vonnis van 20 juli 2022

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser in conventie,

gedaagde in reconventie,

advocaat mr. C.W.I. van Vlokhoven te Tilburg,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. R.H.J. Wildenburg te Arnhem.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -het tussenvonnis van 30 maart 2022;
  • -het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 25 mei 2022.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2De feiten

2.1.

In april 2021 heeft [eiser] aan [gedaagde] , een bedrijf dat zich bezighoudt met mechanisatie en machinehandel, opdracht gegeven tot het verrichten van werkzaamheden aan zijn sloep.2.2.

Kort daarvoor had [eiser] de binnen- en buitenzijde van die sloep laten schuren en schilderen door [naam groothandel] , een bedrijf dat zich bezighoudt met wand- en plafondafwerking. Om die werkzaamheden te vergemakkelijken had [naam groothandel] de meters en de startknop op het dashboard van de stuurstand, het stuurwiel en de zekeringkast verwijderd. Op het moment dat [naam groothandel] de sloep bij [gedaagde] bracht, waren deze onderdelen nog niet gemonteerd en hingen kabels uit de stuurstand.2.3.

Op 20 april 2021 heeft [gedaagde] de werkzaamheden aan de sloep afgerond. De sloep stond de daaropvolgende dagen op het buitenterrein van [gedaagde] en werd ’s avonds steeds binnengezet.2.4.

Bij factuur van 28 april 2021 heeft [gedaagde] een bedrag van in totaal € 1.454,57 aan [eiser] in rekening gebracht. Op die factuur staan de volgende werkzaamheden omschreven:

MOTOR NAKIJKEN DMC

* Bekabeling rond motor in orde gemaakt

* Motor zat vol met water schoon gemaakt en gespoeld

* Startmotor en dynamo vervangen krukaspolie op geschuurt

* Regelateur los gemaakt zat vast

* Test gedraaid niet te lang want anders wordt deze te heet2.5.

Op 29 april 2021 heeft [gedaagde] de sloep bij gebrek aan ruimte in de bedrijfsloods buiten laten staan. Die nacht is brand ontstaan in de sloep, waarbij de binnenzijde van de sloep volledig is uitgebrand.2.6.

Op verzoek van [eiser] heeft [naam verzekeringsmaatschappij] onderzoek verricht naar de toedracht van de brand en de hoogte van de schade aan de sloep. In het rapport van 8 juni 2021 staat hierover het volgende vermeld:

Op de door [gedaagde] aangeleverde video is te zien dat de brand begonnen is in de stuurstand van het vaartuig. Daar er geen andere mogelijke ontstekingsbron aan boord van het vaartuig was, moet de brand zijn ontstaan door kortsluiting in het elektrische boordsysteem. De exacte locatie van de kortsluiting zal onbekend blijven daar er te weinig van het vaartuig is overgebleven om hier een sluitende conclusie uit te kunnen trekken.

Op 7 juni jl. hadden wij telefonisch overleg met de expert van de tegenpartij (…). Tijdens dit overleg zijn wij tot een sans prejudice akkoord gekomen met betrekking tot de hoogte en oorzaak van de onderhavige schade.

[naam verzekeringsmaatschappij] stelt de schade vervolgens vast op € 48.000,00.2.7.

Namens haar verzekerde [gedaagde] heeft A.S.R. Schadeverzekering aan [naam adviesbureau] opdracht gegeven onderzoek in te stellen naar de oorzaak van de brand en de hoogte van de schade. In het rapport van 10 juni 2021 staat hierover onder andere het volgende vermeld:

Wij hebben gezamenlijk met expert (…) [naam verzekeringsmaatschappij] , die door de tegenpartij is ingeschakeld, de dagwaarde van het vaartuig en de wegtrailer vastgesteld. (…) Beide experts zijn sans préjudice akkoord met de totale schadekosten van € 48.000,00 inclusief BTW.

Ook hebben wij overeenstemming bereikt m.b.t. de oorzaak van de brand. Wij zijn beiden van mening, dat de meest voor de hand liggende oorzaak een kortsluiting in het elektrische systeem in de stuurstand is geweest. Wat de oorzaak van deze kortsluiting is, is echter niet te achterhalen doordat het vaartuig volledig afgebrand is. Ook de kortsluiting zelf is niet bewezen.2.8.

In zijn e-mail van 9 juni 2021 heeft [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade en gesommeerd tot betaling van een bedrag van in totaal € 47.767,89. Hierbij heeft hij het door de experts vastgestelde schadebedrag (€ 48.000,00) vermeerderd met de expertisekosten (€ 1.222,46) en verminderd met het factuurbedrag van [gedaagde] (€ 1.454,57).2.9.

[gedaagde] heeft dit bedrag onbetaald gelaten.

3Het geschil

in conventie

3.1.

[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 47.767,89, te vermeerderderen met de wettelijke rente en de kosten van deze procedure. [eiser] heeft zijn vordering tijdens de mondelinge behandeling in die zin verminderd dat hij geen veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten meer vordert.3.2.

Aan deze vordering legt [eiser] in de eerste plaats ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in haar verbintenis de sloep volledig na te zien en gebreken te verhelpen. [gedaagde] heeft de sloep volgens hem niet goed geïnspecteerd dan wel gerepareerd, waardoor kortsluiting kon ontstaan en de sloep is afgebrand. In de tweede plaats is [gedaagde] volgens [eiser] tekortgeschoten in zijn verbintenis tot het zorgvuldig bewaren van de sloep. [gedaagde] heeft zijn teruggaveplicht geschonden en niet zorgvuldig gehandeld door de sloep onafgedekt buiten te laten staan en de hoofdschakelaar niet uit te zetten. Ook heeft hij niet aangedrongen op het ophalen van de sloep door [eiser] .3.3.

[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering. Zowel ten aanzien van de reparatie als de bewaarneming betwist zij de omvang van de door [eiser] gestelde werkzaamheden. Daarnaast betwist zij dat zij is tekortgeschoten in de uitvoering van de werkzaamheden die zij in het kader van die reparatie en bewaarneming heeft verricht en dat er causaal verband bestaat tussen haar werkzaamheden en de schade. [gedaagde] voert als verweer dat [eiser] in schuldeisersverzuim verkeerde doordat hij de sloep niet tijdig heeft opgehaald. [eiser] heeft hierdoor verhinderd dat [gedaagde] de sloep (ongeschonden) aan hem kon teruggeven. Daarnaast heeft [eiser] volgens [gedaagde] eigen schuld aan de ontstane schade doordat het elektrisch systeem aan boord van de sloep niet of onvoldoende was beveiligd, als gevolg waarvan kortsluiting kon ontstaan.3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in reconventie3.5.

[gedaagde] vordert samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis [eiser] te veroordelen tot betaling van € 1.454,57, vermeerderd met rente en kosten. [gedaagde] heeft haar vordering tijdens de mondelinge behandeling in die zin verminderd dat zij naast betaling van het factuurbedrag niet ook nog betaling van redelijk loon vordert.3.6.

Aan deze vordering legt [gedaagde] ten grondslag dat zij [eiser] voor dit bedrag een factuur heeft gestuurd voor de werkzaamheden die zij aan de sloep heeft verricht.

[eiser] erkent deze vordering.3.7.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

in conventie

4.1.

Centraal staat de vraag of [gedaagde] is gehouden de schade aan de sloep van [eiser] te vergoeden. Ter onderbouwing van haar vordering beroept [eiser] zich zowel op de opdracht tot het verrichten van de reparatiewerkzaamheden als de overeenkomst tot bewaarneming. Hierna zal allereerst worden ingegaan op de reparatiewerkzaamheden.

Reparatiewerkzaamheden4.2.

Volgens [eiser] diende [gedaagde] de sloep mechanisch in orde te maken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] toegelicht dat dit betekende dat motor, schroef en stuur moesten kunnen draaien. Hieraan doet volgens [eiser] niet af dat op dat moment nog losse kabels uit de stuurstand hingen en de meters en de startknop op het dashboard van de stuurstand, het stuurwiel en de zekeringkast waren verwijderd. Het was de bedoeling van [eiser] om deze onderdelen na afronding van de werkzaamheden door [gedaagde] zelf weer te monteren. Hierna zou de sloep vaarklaar zijn.4.3.

Voor de werkzaamheden die zijn verricht heeft [gedaagde] volgens [eiser] verbinding moeten maken met het elektrisch circuit: [gedaagde] heeft immers een nieuwe accu en dynamo geplaatst en ook de kabelogen vervangen. Daarbij heeft zij moeten testen of de motor met deze nieuwe onderdelen weer werkte. Het was volgens [eiser] daarom van belang dat [gedaagde] na afronding van haar werkzaamheden de hoofdschakelaar uitzette. Als die uitstaat kan namelijk geen spanning staan op het elektrisch circuit en kan ook geen kortsluiting ontstaan. [gedaagde] had bovendien moeten controleren of er spanning stond op de kabels bij de stuurstand. Door dit na te laten heeft kortsluiting kunnen ontstaan. Het uitnemen van de zekeringen door [naam groothandel] maakte de sloep volgens [eiser] niet minder veilig; zonder zekeringen kon immers geen spanning op het elektrisch circuit staan en bovendien bevond zich op dat moment geen accu in de sloep.4.4.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangevoerd dat het (de rechtbank begrijpt: daarnaast) niet anders kan zijn dan dat [gedaagde] bij de uitvoering van haar werkzaamheden dieselolie of andere brandbare smeer- en oplosmiddelen heeft achtergelaten die als hulpbron hebben gefungeerd. Volgens [eiser] heeft de kortsluiting op zichzelf de brand niet kunnen doen ontstaan. De enige ontstekingsbron aan boord was de accu, althans de vonkjes die daarvanaf komen ingeval van kortsluiting. Deze accu bezit niet voldoende energie om spontaan te branden en kan zonder hulpbron een sloep met stalen constructie niet in brand zetten, aldus [eiser] .4.5.

Volgens [gedaagde] was haar alleen gevraagd de motor weer aan de praat te krijgen. Voor dat doel heeft zij de oude accu die al in de sloep zat vervangen door een nieuwe, een nieuwe dynamo geplaatst en kabelogen vervangen. Doordat de kabels bij de stuurstand los hingen en de startknop was verwijderd kon [gedaagde] de motor niet op de gebruikelijke wijze starten. Daarom heeft zij met een knop op de motor zelf een noodvoorziening (‘bypass’) aangebracht om te testen of de motor draaide. Van het elektrisch circuit hoefde zij daardoor voor het overige geen gebruik te maken. Zij betwist daarom dat zij het elektrisch circuit, althans de kabels bij de stuurstand, op spanning diende te controleren. Ook betwist zij dat zij na afronding van haar werkzaamheden de hoofdschakelaar heeft laten aanstaan en een hulpbron in de sloep heeft achtergelaten. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] verklaard dat weliswaar in beginsel geen kortsluiting kan ontstaan als de hoofdschakelaar uitstaat, maar dat dat anders kan zijn als een kabel verkeerd is aangesloten en er geen zekeringen zijn.4.6.

Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat zowel [eiser] als [gedaagde] van mening is dat de opdracht bestond uit het mechanisch dan wel motorisch in orde maken van de sloep en dat [gedaagde] bij de uitvoering van die werkzaamheden in meer of mindere mate verbinding diende te maken met het elektrisch circuit. Niet gebleken is echter dat [gedaagde] daarbij ook gehouden was de spanning op de kabels bij de stuurstand te controleren. [gedaagde] heeft onweersproken toegelicht dat zij geen gebruik kon – en ook niet hoefde te – maken van de kabels bij de stuurstand, doordat zij met een noodvoorziening de motor direct kon starten. De verwachting dat [gedaagde] de spanning zou controleren past ook niet bij de verklaring van [eiser] dat hij zelf de kabels bij de stuurstand in orde zou maken.4.7.

De overige verwijten die [eiser] aan [gedaagde] maakt komen er in de kern op neer dat [gedaagde] de hoofdschakelaar niet heeft uitgezet en een brandversneller heeft achtergelaten. [gedaagde] heeft deze verwijten gemotiveerd betwist. Gelet hierop is het aan [eiser] om te bewijzen dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van deze verbintenissen en vervolgens dat deze tekortkomingen hebben geleid tot de brand. In dat kader heeft [eiser] tijdens de mondelinge behandeling voorgesteld een deskundige te benoemen die kan vaststellen dat een brand van deze omvang alleen heeft kunnen ontstaan doordat de hoofdschakelaar aan heeft gestaan en een brandversneller in de sloep is achtergelaten. De rechtbank zal [eiser] echter niet toelaten tot het leveren van dit bewijs en overweegt hiertoe als volgt.4.8.

Tussen partijen is niet in geschil dat de oorzaak van de brand, die volgens de ingeschakelde deskundigen moet zijn ontstaan door kortsluiting, niet meer is te achterhalen. Indien en voor zover [eiser] zou slagen in het leveren van het door hem aangeboden bewijs, dan zou dit er enkel toe leiden dat vast komt te staan dat de brand is ontstaan doordat de hoofdschakelaar aan stond en een brandversneller is achtergelaten. Daarmee staat echter nog niet vast dat [gedaagde] deze handelingen heeft verricht of heeft nagelaten te verrichten en vervolgens dat dit handelen of nalaten heeft geleid tot de brand.4.9.

Ook volgens de eigen stellingen van [eiser] zijn immers meerdere oorzaken voor de kortsluiting denkbaar, zoals het plaatsen van een nieuwe accu, het vervangen van de kabelogen, een kapotte kabel of een kapotte isolatie. Niet valt in te zien waarom [naam groothandel] deze kortsluiting met het uitnemen dan wel aansluiten van de kabels, startknop en zekeringen bij de stuurstand niet heeft veroorzaakt, zoals [gedaagde] heeft aangevoerd. Ook is denkbaar dat [naam groothandel] een brandversneller heeft achtergelaten, voor zover dat inderdaad vereist is om een brand van deze omvang te doen ontstaan. Daarnaast is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk dat de brand alleen heeft kunnen ontstaan doordat de hoofdschakelaar niet uitstond, terwijl volgens [eiser] geen spanning op het circuit heeft kunnen staan doordat de zekeringen ontbraken. Dit geldt temeer nu [gedaagde] heeft aangevoerd dat deze zekeringen de kortsluiting juist hadden kunnen voorkomen.4.10.

De conclusie is dan ook dat geen van de gestelde tekortkomingen met het door [eiser] aangeboden bewijs, indien geleverd, feitelijk kunnen worden bewezen en evenmin dat deze tekortkomingen hebben geleid tot het ontstaan van de schade. Dit geldt evenzeer voor het verwijt dat [gedaagde] de spanning op de kabels bij de stuurstand had moeten controleren, voor zover die verplichting – anders dan onder 4.6 is overwogen – op [gedaagde] zou rusten. Bij deze stand van zaken zal [eiser] daarom niet worden toegelaten tot het leveren van dit bewijs. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van enige op haar rustende verbintenis uit hoofde van de reparatiewerkzaamheden. Toewijzing van de vordering tot schadevergoeding op deze grond is dan ook niet aan de orde.

Bewaarneming4.11.

Tussen partijen is niet in geschil dat geen afspraken zijn gemaakt over de wijze van bewaarneming van de sloep na afronding van de werkzaamheden daaraan door [gedaagde] . [gedaagde] heeft de sloep uit eigen beweging iedere avond binnen gezet, met uitzondering van de avond van de brand. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] aangevoerd dat zijn verwachting was dat de sloep steeds binnen zou worden gezet en anders onder een dekzeil buiten zou komen te staan. Gesteld noch gebleken is echter dat die afspraak met [gedaagde] is gemaakt. Evenmin had [eiser] een dekzeil bij de sloep geleverd.4.12.

Voor zover [eiser] zich op het standpunt stelt dat de brand is ontstaan doordat de sloep in de regen buiten heeft gestaan geldt dat deze omstandigheid, indien juist, niet tot toewijzing van de vordering kan leiden. Indien al wordt aangenomen dat op [gedaagde] de verplichting rustte de sloep te beschermen tegen regen, hetgeen [gedaagde] gemotiveerd heeft betwist, geldt dat niet is komen vast te staan dat de kortsluiting c.q. de brand door regen is veroorzaakt en dat [gedaagde] hier enig handelen of nalaten kan worden verweten. Ook volgens de eigen stellingen van [eiser] zijn immers meerdere oorzaken voor de kortsluiting denkbaar en is een bijkomende omstandigheid, zoals het niet omzetten van de hoofdschakelaar in combinatie met het achterlaten van een brandversneller, nodig om een brand van deze omvang te doen ontstaan. Dit is mogelijk anders voor schade die ontstaat door het buiten laten staan van de sloep, zoals waterschade, maar nu [eiser] dit rechtsgevolg niet aan de gestelde tekortkoming heeft verbonden gaat de rechtbank hieraan voorbij.4.13.

Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van enige verbintenis die op haar rustte uit hoofde van de overeenkomst tot bewaarneming van de sloep, als gevolg waarvan zij zou zijn gehouden de schade aan [eiser] te vergoeden. De vordering komt daarom ook op deze grond niet voor toewijzing in aanmerking.4.14.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

– griffierecht € 2.076,00

– salaris advocaat € 2.228,00 (2 punten × tarief IV € 1.114,00)

Totaal € 4.304,00

in reconventie4.15.

[gedaagde] vordert betaling van de factuur voor de werkzaamheden die zij aan de sloep van [eiser] heeft verricht. Dit bedrag had [eiser] op haar vordering in conventie in mindering gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij deze vordering bovendien met zoveel woorden erkend. De vordering zal daarom worden toegewezen.4.16.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

– salaris advocaat € 239,00 (0,5 punt × factor 1,0 × tarief I € 478,00)

Totaal € 239,00

5De beslissing

De rechtbank

in conventie5.1.

wijst de vorderingen af,5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.304,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,5.3.

veroordeelt [eiser] op de hierna vermelde wijze in de nakosten,5.4.

verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

in reconventie5.5.

veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.454,57 (éénduizendvierhonderdvierenvijftig euro en zevenenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 1.454,57 vanaf veertien dagen na het verstrijken van de betaaltermijn van de factuur tot de dag van volledige betaling,5.6.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 239,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,5.7.

veroordeelt [eiser] op de hierna vermelde wijze in de nakosten,5.8.

verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,5.9.

wijst het meer of anders gevorderde af.

in conventie en in reconventie5.10.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 (voor de conventie en de reconventie gezamenlijk) aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,5.11.

verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling tot betaling van nakosten in conventie en in reconventie uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2022.