Verzoek om een voorlopig getuigenverhoor toegewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven

zaaknummer / rekestnummer: C/10/651825 / HA RK 23-94

Beschikking van 22 maart 2023

in de zaak van

de rechtspersoon naar buitenlands recht,

MERLE WOOD & ASSOCIATES INC.,

gevestigd te Fort Lauderdale, Florida, de Verenigde Staten van Amerika,

verzoekster,

advocaat mr. J.A.I. Verheul te Amsterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ALBLASSERDAM YACHTBUILDING B.V.,

gevestigd te Alblasserdam,

verweerster,

advocaat mr. E.J.M. Brenders te ‘s-Gravenhage.

Partijen worden hierna MWA en Oceanco genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • -het verzoekschrift met producties 1 tot en met 23;
  • -de brief van Oceanco d.d. 17 oktober 2022;
  • -de brief van MWA d.d. 19 oktober 2022;
  • -de brief van MWA d.d. 26 oktober 2022;
  • -de brief van Oceanco van 1 november 2022;
  • -de brief van MWA van 4 november 2022;
  • -het verweerschrift met producties 1 tot en met 11;
  • -de e-mail van MWA van 19 januari 2023;
  • -de e-mail van Oceanco van 20 januari 2023;
  • -de akte strekkende verandering van verzoek van MWA van 20 januari 2023;
  • -de mondelinge behandeling op 23 januari 2023 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitnotities respectievelijk pleitaantekeningen van mrs. Verheul, Altena, De Vries en Brenders;
  • -de e-mail van de rechtbank aan partijen van 30 januari 2023 waarbij is meegedeeld dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor zaak- en rekestnummer C/10/651825 / HA RK 23-94 draagt en het verzoek ex artikel 843a Rv zaak- en rekestnummer C/10/640068 / HA RK 22-619 draagt.

2. De feiten

2.1.

MWA is een makelaar (hierna ook: broker) in de superjachtenbranche en is onder meer gespecialiseerd in de bemiddeling tussen kopers en verkopers (scheepswerven) van superjachten.2.2.

Alblasserdam Yachtbuilding B.V. is een Nederlandse scheepswerf die gespecialiseerd is in het ontwikkelen, bouwen en verkopen van luxe superjachten. Zij opereert onder de handelsnaam Oceanco.2.3.

In de exclusieve branche waarin partijen opereren komt het voor dat brokers bemiddelen tussen de scheepswerf die het superjacht bouwt en (potentiële) kopers. Hiervoor ontvangt de broker een commissie.2.4.

In 2008 hebben partijen een mondelinge commissieovereenkomst gesloten. MWA heeft [naam 1] (hierna: de Klant) bijgestaan in de onderhandelingen met Oceanco voor de aankoop van het superjacht [nummer 1] . MWA heeft hiervoor een commissie van 3,5% (ongeveer [bedrag 1] ) ontvangen.2.5.

In april 2017 heeft Oceanco een shipbuilding contract gesloten met de Klant voor de bouw van een nieuw superjacht, de [nummer 2] .

3.Standpunten van partijen

3.1.

Het verzoek van MWA strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor beveelt, met veroordeling van Oceanco in de proceskosten. MWA legt – verkort en zakelijk weergegeven –het volgende aan haar verzoek ten grondslag.3.2.

In 2008 heeft MWA de Klant bijgestaan en bemiddeld bij de onderhandelingen over de aankoop van de [nummer 1] . Naar aanleiding van de totstandkoming van dit shipbuilding contract is door Oceanco aan MWA een onderling overeengekomen bedrag aan commissie voldaan. In 2015 vernam MWA dat Oceanco met de Klant in onderhandeling was over de aankoop van een nieuw superjacht, de [nummer 2] . MWA en Oceanco troffen elkaar daarna tijdens de Monaco Yacht Show in september 2015 in Monaco. In een gesprek tijdens dit evenement kwamen MWA en Oceanco overeen dat Oceanco aan MWA een commissie verschuldigd was voor elke opvolgende deal, na de [nummer 1] , tussen Oceanco en de Klant, en dus ook voor de aankoop van de [nummer 2] . MWA en Oceanco kwamen overeen dat Oceanco aan MWA een commissie van 5% was verschuldigd voor de verkoop van de [nummer 2] nu MWA geen lagere commissie aanvaardde. Na de Monaco Yacht Show 2015 heeft MWA in meerdere e-mails steeds gerefereerd aan de tussen MWA en Oceanco gesloten overeenkomst en heeft deze hierin willen vastleggen. De inhoud van deze e-mails is door Oceanco nooit weersproken.

MWA is voornemens een vordering in te stellen bij de burgerlijke rechter tegen Oceanco en MWA wenst middels een voorlopig getuigenverhoor bewijs te vergaren voor haar stellingen. De in te stellen vordering ziet op nakoming van de tussen MWA en Oceanco mondeling gesloten overeenkomst uit hoofde waarvan Oceanco aan MWA een commissie van 5% is verschuldigd voor de verkoop van de [nummer 2] . Deze overeenkomst is tot stand gekomen tijdens de Monaco Yacht Show in 2015. Het beloop van de vordering wordt door MWA geschat op minimaal [bedrag 2]. Eventuele afwijzingsgronden doen zich niet voor.3.3.

MWA wenst over het navolgende getuigen te horen:

– de totstandkoming en inhoud van het Shipbuilding Contract voor de [nummer 2] ;

– het bestaan en de inhoud van de tijdens de Monaco Yacht Show 2015 tussen

MWA en Oceanco gesloten overeenkomst met betrekking tot de 5% commissie

die MWA zou ontvangen van Oceanco voor de bouw van de [nummer 2] (en eventuele

opvolgende daarmee verband houdende shipbuilding contracts);

– het gebrek aan betwisting door Oceanco van de overeengekomen 5% commissie,

en het uitblijven van reactie van Oceanco op meerdere verzoeken van MWA om

over de overeenkomst in gesprek te gaan.

MWA wil als getuigen horen: [naam 2] , [naam 3] en mogelijk [naam 4] en [naam 1] .3.4.

Oceanco voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek, althans, tot gedeeltelijke toewijzing daarvan onder de door Oceanco gestelde voorwaarden, met veroordeling van MWA in de integrale proceskosten. Daartoe voert Oceanco – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aan.3.5.

Er is geen begin van bewijs dat er een commissieovereenkomst is gesloten. MWA voert zo veel mogelijk druk uit op Oceanco om haar ertoe te bewegen een bedrag te betalen zodat MWA haar verzoeken intrekt. Hierdoor wordt een onevenredigheid gecreëerd tussen de belangen van beide partijen. MWA maakt aldus misbruik van haar bevoegdheid als bedoeld in artikel 3:13 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.

Oceanco stelt zich daarnaast op het standpunt dat, indien het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor wordt toegewezen, het probandum en de te horen getuigen moeten worden beperkt. MWA verzoekt getuigen te horen over de totstandkoming en de inhoud van het shipbuilding contract voor de [nummer 2] maar onderbouwt in haar verzoekschrift geenszins welke feiten of rechten zij wenst te bewijzen. Het onderdeel is te algemeen en niet concreet geformuleerd. Dit onderdeel voldoet daarom niet aan de wettelijke eisen van artikel 186 lid 3 Rv. Het verzoek om getuigen te horen over dit onderwerp dient dan ook te worden afgewezen. Ook licht MWA niet toe welke feiten of rechten zij wenst te bewijzen over ‘het gebrek aan betwisting door Oceanco’. Oceanco ziet niet in waarom dat relevant zou zijn voor de door MWA gestelde vordering. Dit onderdeel voldoet daarom ook niet aan de wettelijke eisen van artikel 186 lid 3 Rv.

Tot slot moet het mogelijk horen van de Klant als getuige worden afgewezen. MWA licht niet toe waarom zij de Klant zou willen horen en welke feiten of rechten zij met behulp van een verhoor van de Klant wenst te bewijzen. Daarnaast is de Klant bij geen enkel gesprek aangaande een eventuele commissieovereenkomst aanwezig geweest en dit wordt ook niet gesteld door MWA. Aldus wordt niet voldaan aan de voorwaarde van artikel 163 Rv waarin is bepaald dat een getuigenverklaring slechts als bewijs kan dienen voor zover zij betrekking heeft op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten. Ook zit de Klant er niet op te wachten om naar Nederland over te moeten komen voor het afleggen van een getuigenverklaring inzake een geschil over een niet-bestaande commissieovereenkomst. Te minder, nu de aanwezigheid van de Klant niet onopgemerkt zal blijven door de media.

4.De beoordeling

4.1.

Ten aanzien van een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor als bedoeld in artikel 186 Rv geldt dat de rechter heeft na te gaan of de in het verzoekschrift gestelde feiten of rechten die verzoeker wil bewijzen, gegeven de aard en het beloop van de rechtsvordering relevant zijn. De rechter komt ter zake van een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor geen discretionaire bevoegdheid toe. Een verzoek kan, als het overigens aan de eisen van toewijzing daarvan voldoet, evenwel worden afgewezen als de rechter van oordeel is dat verzoeker daarbij geen belang heeft als bedoeld in artikel 3:303 BW, dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid een voorlopig getuigenverhoor te verlangen, waarvan onder meer sprake kan zijn wanneer verzoeker wegens de onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot toepassing van die bevoegdheid kan worden toegelaten of als het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.4.2.

Een voorlopig getuigenverhoor biedt MWA de mogelijkheid opheldering te verkrijgen en daarmee haar (bewijs)positie, in een naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken of in een al aanhangig geding, te beoordelen.4.3.

MWA wenst getuigen te horen over de totstandkoming en inhoud van het shipbuilding contract voor de [nummer 2] . Ook wenst zij getuigen te horen over het bestaan en de inhoud van de commissieovereenkomst waarvan MWA stelt dat zij deze met Oceanco heeft gesloten en met betrekking tot de 5% commissie die MWA zou ontvangen van Oceanco voor de bouw van de [nummer 2] (en eventuele opvolgende daarmee verband houdende shipbuilding contracts) en het gebrek aan betwisting door Oceanco van de overeengekomen 5% commissie. Tot slot wil MWA opheldering over het uitblijven van een reactie van Oceanco op meerdere verzoeken van MWA om over de commissieovereenkomst in gesprek te gaan. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift gestelde feiten of rechten die MWA wil bewijzen, gegeven de aard en het beloop van de rechtsvordering die MWA pretendeert te hebben, relevant zijn. In het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling heeft zij voldoende concreet aangegeven welke (lijn van) vragen zij met welk oogmerk aan de door haar genoemde getuigen wil voorleggen. Aan de wettelijke eisen van artikel 187 lid 3 Rv wordt dan ook voldaan.4.4.

Het verweer dat MWA misbruik maakt van haar bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopig getuigenverhoor wordt verworpen. Een voorlopig getuigenverhoor is bedoeld om bewijs te verzamelen ter onderbouwing van de vorderingen die MWA (mogelijk) wil instellen. Dat MWA het verzoek zou gebruiken als pressiemiddel maakt nog niet dat zij misbruik maakt van haar toekomende rechten. Dat Oceanco de door MWA gestelde feiten – waarvan zij bewijs wenst te leveren – betwist, kan evenmin tot het oordeel leiden dat MWA misbruik van haar bevoegdheid maakt. Integendeel, dat duidt er juist op dat MWA belang heeft bij het vergaren van bewijs.

De rechtbank tekent wel aan dat MWA onvoldoende belang heeft om getuigen te ondervragen over de gehele inhoud van het door Oceanco gesloten shipbuilding contract. Haar belang is beperkt tot informatie met betrekking tot de vraag of c.q. in hoeverre het contract met betrekking tot de [nummer 1] heeft doorgewerkt in c.q. van betekenis is geweest voor het contract met betrekking tot de [nummer 2] , als mede informatie over de koopprijs. Het getuigenverhoor dient, voor zover het het shipbuilding contract betreft, daartoe beperkt te blijven.4.5.

Het verweer dat MWA de Klant niet mag horen tijdens een voorlopig getuigenverhoor slaagt evenmin. De persoonlijke omstandigheden van de Klant zijn niet van betekenis voor juridische toe- of afwijzingsgronden en op het al dan niet hebben van bepaalde wetenschap kan bij de beoordeling van onderhavig verzoek niet vooruit gelopen worden.4.6.

Het verzoek wordt dan ook toegewezen.4.7.

Ingevolge artikel 237 lid 1 Rv wordt de partij die in de (eventueel te volgen)

bodemzaak in het ongelijk zal worden gesteld, in de kosten veroordeeld. Onder deze kosten

kunnen worden begrepen de kosten van een voorlopig getuigenverhoor, waaronder vallen de

kosten van het daartoe ingediende verzoekschrift, het eventuele verschijnen bij de

mondelinge behandeling, het mogelijk verschuldigde griffierecht, het horen van de

getuige(n) en de getuigentaxen. De rechtbank neemt daarom in deze uitspraak geen

beslissing over de proceskosten.

5.De beslissing

De rechtbank

  1. beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
  2. bepaalt dat de hiervoor in 3.3 genoemde getuigen zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor een nader te noemen rechter, op een nader – in overleg met partijen – vast te stellen datum en tijdstip.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2023