Uitspraak van de week 08/02/2022
Week I februari 2022:
ECLI:NL:RBROT:2022:1163
Uitspraak delenInstantieRechtbank RotterdamDatum uitspraak16-02-2022Datum publicatie18-02-2022ZaaknummerC/10/592445 / HA ZA 20-247
RechtsgebiedenCiviel recht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg – enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Conventionele vordering tot betaling facturen voor elektrotechnische werkzaamheden aan hybride baggerschip. Deze vordering wordt nagenoeg geheel toegewezen. Reconventionele vordering tot schadevergoeding wegens tekortschieten afgewezen. Niet is vast komen te staan dat partijen een fatale termijn zijn overeengekomen, dat eiseres in verzuim is komen te verkeren en dat er sprake is van inhoudelijk tekortschieten.VindplaatsenRechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
Zaaknummer / rolnummer: C/10/592445 / HA ZA 20-247
vonnis van 16 februari 2022
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam eiseres] handelend onder de naam [handelsnaam],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats eiseres],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat: mr. E. Hoogendam te Gorinchem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEPTUNE REPAIR B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hardinxveld-Giessendam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. H.W. ten Katen.
Partijen worden hierna [naam eiseres] en Neptune genoemd.
1.De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 februari 2020;
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de brief van 24 juni 2020 waarin partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
- de brief van Neptune van 25 augustus 2020 met producties;
- de e-mail van Neptune van 4 september 2020 met productie;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 8 september 2020 en de daarin genoemde pleitnotities van [naam eiseres] en pleitnota van Neptune;
- de conclusie van repliek in conventie;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens houdende repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.
2.De beoordeling in conventie en in reconventie
Wat is de kern?2.1.
[naam eiseres] vordert dat Neptune een viertal facturen met een totaalbedrag van € 175.293,75 aan haar betaalt. Deze facturen zien op werkzaamheden die [naam eiseres] in opdracht van Neptune zou hebben uitgevoerd. Neptune wil niet betalen, omdat [naam eiseres] niet tijdig, niet volledig, danwel niet deugdelijk aan haar verplichtingen uit de overeenkomst zou hebben voldaan. Neptune vordert op haar beurt veroordeling van [naam eiseres] tot vergoeding van de schade van € 500.000,00 die Neptune daardoor stelt te hebben geleden. De rechtbank komt tot het oordeel dat Neptune de facturen moet betalen. In reconventie zal de vordering van Neptune tot een bedrag van € 65,00 worden toegewezen. Dit bedrag mag Neptune met het door haar verschuldigde bedrag verrekenen. Daarmee resteert een door Neptune te betalen bedrag van € 175.228,75. Dit bedrag zal aan [naam eiseres] worden toegewezen. De tegenvorderingen van Neptune zullen worden afgewezen.
Wat is er gebeurd?2.2.
[naam eiseres] exploiteert een elektrotechnisch installatiebedrijf, gespecialiseerd in het ontwerpen en leveren van elektrotechnische installaties aan boord van schepen. Neptune drijft een scheepswerf, mede gericht op het ontwerpen en bouwen van nieuwbouwschepen.2.3.
Neptune is een overeenkomst aangegaan met [naam 1] voor de levering van een hybride beunbaggerschip met hijskraan voor baggerwerken, aangedreven met LNG-motoren (hierna: “schip”).2.4.
[naam eiseres] is door [naam 1] voorgeschreven als onderaannemer voor de elektrische installatie van het schip. Neptune heeft daarom op 31 maart 2017 aan [naam eiseres] de aanvraag voor het schip toegezonden. Op 2 mei 2017 heeft [naam eiseres] aan Neptune een offerte gestuurd voor het leveren en installeren van de elektrische installatie van het schip.2.5.
[naam eiseres] en Neptune zijn overeengekomen dat [naam eiseres] de elektrische installatie van het schip levert en installeert voor een bedrag van € 905.000,00.2.6.
Op 26 februari 2019 is het schip weggegaan bij de werf van Neptune en naar de werf van [naam 1] gevaren voor het afronden van de laatste werkzaamheden. Inmiddels zijn de werkzaamheden afgerond en heeft [naam 1] het schip in gebruik genomen.
Geen algemene voorwaarden2.7.
Partijen twisten allereerst over de vraag welke algemene voorwaarden op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn. [naam eiseres] stelt dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn, maar volgens Neptune zijn de VNSI-voorwaarden van toepassing. De rechtbank komt tot het oordeel dat de VNSI-voorwaarden van toepassing zijn, maar dat het beroep van [naam eiseres] op vernietiging van de VNSI-voorwaarden slaagt. De rechtbank licht dit hierna toe.2.8.
Op grond van artikel 6:225 lid 3 BW komt, indien aanbod en aanvaarding naar verschillende algemene voorwaarden verwijzen, aan de tweede verwijzing geen werking toe, wanneer daarbij niet tevens de toepasselijkheid van de in de eerste verwijzing aangegeven algemene voorwaarden uitdrukkelijk van de hand wordt gewezen. [naam eiseres] heeft in haar offerte van 2 mei 2017 haar algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Volgend op deze offerte hebben partijen op 4 mei 2017 met elkaar gesproken op het kantoor van [naam eiseres], daarbij was namens Neptune aanwezig [naam 2] en namens [naam eiseres] waren aanwezig [naam 3] en [naam 4]. Als onvoldoende gemotiveerd betwist is komen vast te staan dat Neptune tijdens de bespreking heeft aangegeven niet akkoord te gaan met de algemene voorwaarden van [naam eiseres] en dat Neptune de VNSI-voorwaarden wil overeenkomen. In de door Neptune overgelegde verklaring van [naam 2] staat: “Tijdens de bespreking heb ik de algemene voorwaarden besproken, men kende die en heeft die geaccepteerd”. En in de door Neptune diezelfde dag aan [naam eiseres] verzonden opdrachtbevestiging staat: “Uitzondering op de offerte zijn: (…) Op deze inkoop gelden zoals besproken de inkoopvoorwaarden van de VNSI in tegenstelling met wat is omschreven”. [naam eiseres] heeft niet geprotesteerd tegen de inhoud van de opdrachtbevestiging, bijvoorbeeld dat daarin onjuistheden zouden staan. Gelet op deze omstandigheden, is de door [naam eiseres] overgelegde verklaring van [naam 3] waarin staat dat “tijdens deze bespreking geen mondelinge afspraken zijn gemaakt tussen [naam eiseres] en Neptune, welke eventueel het project zouden kunnen beïnvloeden”, onvoldoende. Neptune heeft dus naar de VNSI-voorwaarden verwezen en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van [naam eiseres] uitdrukkelijk van de hand gewezen, zodat de VNSI-voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen. Dat [naam eiseres] op 18 mei 2017 nog een orderbevestiging heeft toegezonden aan Neptune, waarin zij herhaalt dat haar algemene voorwaarden van toepassing zijn, maakt dit niet anders. In de orderbevestiging is namelijk geen uitdrukkelijke van de hand wijzing van de VNSI-voorwaarden opgenomen.2.9.
Hoewel de VNSI-voorwaarden toepasselijk zijn, kan [naam eiseres] deze met succes vernietigen, omdat Neptune aan [naam eiseres] geen redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de VNSI-voorwaarden kennis te nemen. Vaststaat dat Neptune de algemene voorwaarden niet fysiek of langs elektronische weg aan [naam eiseres] ter hand heeft gesteld. Gesteld noch gebleken is dat het voor Neptune redelijkerwijs niet mogelijk was om tot terhandstelling van de VNSI-voorwaarden over te gaan, zodat de overige alternatieven voor verstrekking van de algemene voorwaarden in artikel 6:234 BW niet aan de orde zijn. Het betoog van Neptune dat [naam eiseres] zich niet op de vernietigbaarheid van de VNSI-voorwaarden kan beroepen, gaat niet op. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [naam eiseres], is niet komen vast te staan dat [naam eiseres] tijdens de bespreking op 4 mei 2017 zou hebben aangegeven dat afgifte van de VNSI-voorwaarden niet nodig was, omdat zij daarover al zou beschikken. En een stelling dat [naam eiseres] al bekend was met de VNSI-voorwaarden, bijvoorbeeld omdat partijen eerder regelmatig soortgelijke overeenkomsten hebben gesloten waarbij de algemene voorwaarden al ter hand zijn gesteld, ontbreekt. Het beroep van [naam eiseres] op vernietiging van de VNSI-voorwaarden slaagt dus, zodat Neptune hierop geen beroep kan doen.
Neptune moet € 175.228,75 aan [naam eiseres] betalen2.10.
[naam eiseres] vordert dat Neptune € 175.293,75 aan haar betaalt, vermeerderd met rente. De gevorderde hoofdsom is als volgt opgebouwd:
Factuurnummer | Factuurdatum | Factuurbedrag |
18200757 | 13 juni 2018 | € 109.505,00 |
19200590 | 16 april 2019 | € 54.752,50 |
19200260 | 6 maart 2019 | € 5.808,00 |
19200427 | 29 maart 2019 | € 5.233.28 |
TOTAAL | € 175.293,75 |
2.11.
De rechtbank zal eerst beoordelen of Neptune de facturen moet betalen aan [naam eiseres]. Daarna zal de rechtbank het beroep van Neptune op verrekening beoordelen.
Facturen 18200757 en 19200590 moet Neptune betalen2.12.
[naam eiseres] legt het volgende aan haar vordering tot betaling van de facturen 18200757 (termijn vijf) en 19200590 (termijn zes) ten grondslag. Volgens de Terms & Conditions zijn deze facturen verschuldigd respectievelijk ‘After sea trials in the Netherlands’ en ‘After handling over the vessel to the owner’. [naam eiseres] stelt dat de sea trials in juni 2018 hebben plaatsgevonden en dat het schip begin 2019 is opgeleverd aan [naam 1]. Zij maakt daarom aanspraak op betaling van de facturen.2.13.
Neptune brengt hiertegen in dat [naam eiseres] niet tijdig en niet volledig aan haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan en dat zij in schuldeisersverzuim is. Zij betoogt dat [naam eiseres] daarom geen aanspraak kan maken op betaling. Schuldeisersverzuim op zichzelf bevrijdt de schuldenaar niet van de op hem rustende verbintenis (artikel 6:60 BW). Neptune heeft niet gevorderd dat de rechtbank bepaalt dat zij van haar verbintenis bevrijd zal zijn. Dit verweer faalt daarom.2.14.
Neptune heeft verder aangevoerd dat [naam eiseres] haar werkzaamheden niet in opdracht van Neptune heeft afgemaakt, maar in opdracht van [naam 1]. Het schip zou daarom niet meer voor rekening en risico van Neptune zijn opgeleverd. De rechtbank begrijpt het verweer van Neptune als een beroep op contractsovername (artikel 6:159 BW). Voor een contractsovername is toestemming van alle partijen nodig. Niet gesteld of gebleken is dat [naam eiseres] en [naam 1] hebben ingestemd met de overgang van de rechten en verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst van Neptune naar [naam 1]. Schriftelijke stukken waaruit toestemming blijkt zijn niet overgelegd, wat wel in de rede ligt bij een contractsovername als waar Neptune op lijkt te doelen. Evenmin heeft Neptune haar stelling dat sprake is van contractsovername op een andere manier onderbouwd. Daarbij komt dat Neptune er in haar brief van 3 september 2019 aan [naam eiseres] zelf ook nog van uitgaat dat een overeenkomt tussen haar en [naam eiseres] bestaat, die zij gedeeltelijk ontbindt. Deze brief is geruime tijd verzonden nadat het schip de werf van Neptune had verlaten en weerspreekt dan ook dat sprake is van een contractsovername. Dit verweer faalt daarom.2.15.
Een ander verweer van Neptune is dat zij de overeenkomst gedeeltelijk zou hebben ontbonden op 26 februari 2019, danwel in augustus 2019, danwel op 3 september 2019. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van Neptune op ontbinding niet. Ontbinding vindt plaats door een schriftelijke verklaring van een daartoe gerechtigde. Niet gesteld of gebleken is dat Neptune op 26 februari 2019 of in augustus 2019 een schriftelijke ontbindingsverklaring aan [naam eiseres] heeft uitgebracht. Dat het schip op 26 februari 2019 naar [naam 1] is gevaren, betekent niet dat daarmee de overeenkomst tussen Neptune en [naam eiseres] is ontbonden. Op 3 september 2019 heeft Neptune aan [naam eiseres] een schriftelijke verklaring uitgebracht dat de overeenkomst gedeeltelijk wordt ontbonden, naar de rechtbank begrijpt, voor het deel dat ziet op het volgens Neptune niet geleverde spudpaalsysteem. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam eiseres] in opdracht van [naam 1] een ander spudpaalsysteem heeft geleverd dan [naam eiseres] en Neptune in eerste instantie waren overeengekomen. Namelijk, 4 Spud-motoren met aangebouwde remmen in plaats van 4 Spud E-motoren met AC Heating. Neptune was hiermee bekend en kennelijk akkoord, want ook zij wilde dat [naam eiseres] dit andere spudpaalsysteem leverde. De overeenkomst tussen partijen is op dit punt dus gewijzigd. [naam eiseres] is de gewijzigde afspraak nagekomen, daarom is geen sprake van een tekortkoming. Het beroep van Neptune op ontbinding slaagt dan ook niet.2.16.
Verder heeft Neptune aangevoerd dat [naam eiseres] ongerechtvaardigd zou worden verrijkt als Neptune zou worden veroordeeld tot betaling van de kosten voor het spudpaalsysteem, omdat [naam 1] deze kosten al aan [naam eiseres] zou hebben betaald. Dit verweer slaagt niet. Zoals gezegd, heeft [naam eiseres] 4 Spud-motoren met aangebouwde remmen geleverd in plaats van 4 Spud E-motoren met AC Heating. De kosten van de 4 Spud-motoren met aangebouwde remmen bedroegen € 34.500,00. Als onvoldoende gemotiveerd betwist is komen vast te staan dat de kosten van de 4 Spud E-motoren met AC Heating € 15.000,00 bedroegen. [naam eiseres] heeft de kosten voor de 4 Spud-motoren met aangebouwde remmen bij [naam 1] in rekening gebracht, met daarop een korting van € 15.000,00 voor de oorspronkelijk voorziene 4 Spud E-motoren met AC Heating. Van een verrijking van [naam eiseres] is dus geen sprake.2.17.
Neptune heeft nog gesteld dat zij de aannemingsovereenkomst heeft opgezegd danwel dat partijen stilzwijgend een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten. Ter onderbouwing van haar stelling heeft Neptune een e-mail van 11 december 2018 en een e-mail van 1 februari 2019 overgelegd. Maar deze e-mails bieden geen enkel aanknopingspunt voor de conclusie dat Neptune de aannemingsovereenkomst heeft opgezegd of dat partijen stilzwijgend een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten. Dit verweer faalt dan ook.2.18.
Onbegrijpelijk is de stelling van Neptune dat de sea trials nog niet zouden zijn uitgevoerd en dat van een definitieve oplevering van het schip aan [naam 1] nog geen sprake zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de sea trials zijn afgerond nadat het schip naar [naam 1] is vertrokken. Neptune onderkent dit in randnummer 68 van haar conclusie van dupliek in conventie: “Uiteindelijk zijn sea trials afgerond na het vertrek van de werf van Neptune”.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [naam eiseres] haar werkzaamheden heeft afgerond bij [naam 1]. Uit de door [naam eiseres] als productie 20 overgelegde e-mail blijkt dat de afname van de door haar uitgevoerde werkzaamheden door [naam 1] heeft plaatsgevonden op 29 maart 2019, kennelijk zonder aanwezigheid van Neptune. [naam 1] heeft het schip vervolgens ook feitelijk in gebruik genomen. Dit alles maakt dat het schip moet worden geacht te zijn opgeleverd (aangeboden en aanvaard) op 29 maart 2019.
Aan de in de Terms & Conditions opgenomen voorwaarden is dus voldaan.2.19.
Tot slot doet Neptune een beroep op opschorting. Daartoe betoogt zij dat [naam eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting de werkzaamheden tijdig en volledig uit te voeren. In reconventie vordert Neptune veroordeling van [naam eiseres] tot vergoeding van de schade die Neptune daardoor stelt te lijden. In reconventie zal de vordering van Neptune tot een bedrag van € 65,00 worden toegewezen (zie voor de motivering daarvan rechtsoverweging 2.27 en verder). Deze omvang is in verhouding tot de door [naam eiseres] gevorderde facturen onvoldoende om het beroep op opschorting te kunnen rechtvaardigen. Neptune mag de betaling van de facturen dan ook niet opschorten.2.20.
[naam eiseres] heeft dus recht op betaling van de facturen.
Facturen 19200260 en 19200427 moet Neptune betalen2.21.
Deze facturen zien op kosten voor extra werkzaamheden die [naam eiseres] heeft uitgevoerd en materialen die [naam eiseres] heeft geleverd in opdracht van Neptune. De juistheid van de facturen heeft Neptune niet betwist. Neptune heeft betaling van de facturen opgeschort. Onder randnummer 2.19 is al geoordeeld dat Neptune niet mag opschorten. [naam eiseres] heeft dus recht op betaling van deze facturen.
Neptune mag € 65,00 met de facturen verrekenen2.22.
De vraag is vervolgens of Neptune terecht een beroep doet op verrekening. In reconventie zal de vordering van Neptune tot een bedrag van € 65,00 worden toegewezen (zie voor de motivering daarvan rechtsoverweging 2.27 en verder). Neptune mag dit bedrag verrekenen met de facturen die zij nog aan [naam eiseres] moet betalen. Beide partijen hebben namelijk over en weer een opeisbare vordering op elkaar. Deze verrekening werkt op grond van artikel 6:129 BW terug tot het tijdstip, waarop de bevoegdheid tot verrekening is ontstaan. Die bevoegdheid ontstaat op het moment dat de schadeveroorzakende feiten zich hebben voorgedaan. Nu over die datum/data niets is gesteld, zal de rechtbank aannemen dat het recht op verrekening is ontstaan op de dag waarop Neptune haar eis in reconventie heeft ingediend (27 mei 2020).
Slotsom2.23.
Neptune heeft recht op betaling van € 175.293,75. Maar [naam eiseres] mag € 65,00 verrekenen. Het restant van de vordering van [naam eiseres], te weten een bedrag van € 175.228,75 (€ 175.293,75 – € 65,00), zal worden toegewezen.2.24.
De door Neptune over een bedrag van € 175.293,75 gevorderde contractuele rente op grond van haar algemene voorwaarden zal worden afgewezen, omdat deze algemene voorwaarden niet op de aannemingsovereenkomst van toepassing zijn. De door [naam eiseres] gevorderde wettelijke handelsrente zal als volgt worden toegewezen. Over facturen 19200590, 19200260 en 19200427, zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen. [naam eiseres] heeft namelijk onweersproken gesteld dat Neptune de facturen uiterlijk binnen dertig dagen had moeten betalen en niet gebleken is dat [naam eiseres] deze facturen heeft verzonden voordat Neptune de prestatie heeft ontvangen.
Over factuur 18200757 zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen vanaf 28 april 2019. Tussen partijen is overeengekomen dat [naam eiseres] factuur 18200757 in rekening mocht brengen nadat de sea trials waren afgerond. Maar [naam eiseres] heeft de factuur al aan Neptune verzonden voordat de sea trials waren afgerond. Aangezien niet is gesteld op welke datum de sea trials waren afgerond, zal de rechtbank aannemen dat de sea trials op 29 maart 2019 waren afgerond. Het schip is op die datum immers aan [naam 1] opgeleverd. De rechtbank zal de wettelijke handelsrente daarom toewijzen vanaf 30 dagen na aanvang van de dag, volgend op die waarop de sea trials zijn uitgevoerd.
Neptune is de wettelijke handelsrente over voornoemde facturen verschuldigd tot de dag van betaling, waarbij 27 november 2020 als de dag van betaling geldt voor het te verrekenen bedrag van € 65,00.
Buitengerechtelijke kosten2.25.
[naam eiseres] maakt op grond van haar algemene voorwaarden aanspraak op een bedrag van € 26.294,81 aan buitengerechtelijke kosten. Deze vordering zal worden afgewezen, omdat de algemene voorwaarden van [naam eiseres] tussen partijen niet van toepassing zijn.2.26.
Subsidiair maakt [naam eiseres] aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Het Besluit is van toepassing, omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [naam eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het bedrag waarop [naam eiseres] recht zou hebben volgens het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten dan ook toewijzen tot het wettelijk tarief bij de toe te wijzen hoofdsom van € 175.228,75, te weten € 2.527,29.
Neptune heeft een tegenvordering op [naam eiseres] van € 65,002.27.
Neptune vordert dat de rechtbank [naam eiseres] veroordeelt tot het betalen van een schadevergoeding van primair € 500.000,00 en subsidiair € 258.690,00, vermeerderd met rente.2.28.
Als grondslag voor een schadevergoeding heeft Neptune zich beroepen op artikel 29 van de VNSI-voorwaarden, ontbindingsschade (artikel 6:277 lid 1 BW) en wanprestatie (artikel 6:74 BW). Hiervoor is al geoordeeld dat het beroep van [naam eiseres] op vernietiging van de VNSI-voorwaarden slaagt en niet is voldaan aan de vereisten van ontbinding, zodat een schadevergoeding op grond van artikel 29 van de VNSI-algemene voorwaarden en artikel 6:277 lid 1 BW niet aan de orde is. Voordat de rechtbank zal beoordelen of is voldaan aan de vereisten van artikel 6:74 BW voor het toekennen van een schadevergoeding, zal worden beoordeeld of partijen een fatale termijn in de zin van artikel 6:83 sub c BW zijn overeengekomen.
Geen fatale termijn2.29.
In de offerte van 2 mei 2017 wordt verwezen naar een werkplanning. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de in de werkplanning opgenomen opleverdata en uitvoeringtermijnen niet worden beschouwd als een fatale termijn. Uit de stellingen van partijen blijkt dat zij gedurende de werkzaamheden met elkaar in overleg zijn gebleven over de te verwachten termijn van oplevering. Het schip betrof een innovatief project en alle betrokken partijen zijn tijdens het project tegen onvoorziene zaken aangelopen, waardoor de werkplanning meerdere keren is gewijzigd. Niet gesteld of gebleken is dat Neptune zich hiertegen heeft verzet. Kennelijk gingen partijen tijdens de werkzaamheden flexibel om met de werkplanning. Dit verdraagt zich niet met de stelling van Neptune dat de werkplanning een fatale strekking had. Daar komt bij dat geen schriftelijke stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat partijen een expliciete opleveringsdatum met een fatale strekking zijn overeengekomen. Daarnaast maakten de werkzaamheden van [naam eiseres] onderdeel uit van een groter geheel waarbij meerdere partijen betrokken waren en was [naam eiseres] ook afhankelijk van de voortgang van die andere partijen. Door Neptune zijn geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat een fatale termijn op grond van de redelijkheid en billijkheid voortvloeit uit de aard van de overeenkomst, daarom is niet komen vast te staan dat sprake is van een overeengekomen fatale termijn.
Schadeposten2.30.
Neptune heeft zeventien schadeposten aangevoerd die zij zowel aan haar primaire als subsidiaire vordering ten grondslag legt. Hoewel de zeventien schadeposten bij elkaar opgeteld volgens Neptune uitkomen op een totaalbedrag € 258.690,00, wenst Neptune de schade te begroten op € 500.000,00. Ter toelichting heeft Neptune aangevoerd dat zij gedurende 50% van de bouwperiode zou hebben besteed aan het tot de orde roepen en tot presteren aanzetten van [naam eiseres]. Dit zou vanaf oktober 2017 hebben geleid tot een kostenoverschrijding van ongeveer 10%, wat uitloopt op een schade die Neptune schat op 5% van de opdrachtsom. [naam eiseres] heeft de stellingen van Neptune betwist en Neptune heeft haar stellingen niet nader onderbouwd. De rechtbank volgt Neptune dan ook niet in haar stelling dat de schade moet worden begroot op € 500.000,00. De rechtbank zal hierna de zeventien schadeposten die Neptune heeft aangevoerd beoordelen.
a) tijdelijk spudpaalsysteem € 37.606,202.31.
Neptune stelt dat [naam eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenis om (tijdig) een spudpaalsysteem met rem te leveren. Daardoor zou Neptune een tijdelijk systeem hebben moeten inrichten, wat € 37.606,20 zou hebben gekost. Neptune wil deze kosten op [naam eiseres] verhalen.2.32.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat het leveren van een spudpaalsysteem met rem behoort tot de oorspronkelijk aan [naam eiseres] verstrekte opdracht.
In de offerte van [naam eiseres] staat dat zij zou zorgdragen voor “Supply and installation of the Electrical spud drives and motors”. Het leveren van een spudpaalsysteem met rem wordt in deze offerte niet genoemd. Ook uit de “Description of Works 16.2001 B”, waarnaar de offerte verwijst, kan niet worden afgeleid dat [naam eiseres] moest zorgdragen voor een spudpaalsysteem met rem. Onder het kopje “Spudhoisting and holding system” staat gespecificeerd welke werkzaamheden [naam eiseres] op dit onderdeel uitvoert, namelijk “Spud E-motor incl AC heating” en “Frequency drive 50kW”. Het leveren van een remsysteem wordt dus ook hier niet genoemd en tussen partijen is niet in geschil dat de Spud E-motor met AC heating geen remsysteem heeft. Andere schriftelijke stukken waaruit blijkt dat het leveren van een spudpaalsysteem met rem onderdeel zou uitmaken van de door Neptune aan [naam eiseres] gegeven opdracht zijn niet overgelegd.2.33.
Zelfs in het geval dat het leveren van een spudpaalsysteem met rem wel onderdeel zou uitmaken van de aan [naam eiseres] verstrekte opdracht, heeft Neptune geen recht op een schadevergoeding omdat niet is voldaan aan het vereiste van verzuim. Volgens artikel 6:81 BW is de schuldenaar in verzuim gedurende de tijd dat de prestatie uitblijft nadat zij opeisbaar is geworden en aan de eisen van de artikelen 6:82 en 6:83 BW is voldaan. Artikel 6:82 lid 1 BW bepaalt dat het verzuim intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning waarbij hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. Daarnaast noemt artikel 6:83 BW drie gevallen waarin verzuim intreedt zonder ingebrekestelling. In dit geval is niet gesteld of gebleken dat [naam eiseres] door Neptune in gebreke is gesteld op de wijze als bepaald in artikel 6:82 BW. Het betoog van Neptune dat [naam eiseres] op grond van artikel 6:83 BW in verzuim is gekomen wegens het verstrijken van een in de werkplanning opgenomen termijn slaagt niet. Hiervoor is namelijk al geoordeeld dat de in de werkplanning opgenomen termijnen geen fataal karakter hebben. Neptune heeft daarnaast onvoldoende gesteld voor de conclusie dat [naam eiseres] op andere gronden in verzuim is geraakt. [naam eiseres] is dus niet in verzuim komen te verkeren in de nakoming van een op haar rustende verbintenis tegenover Neptune. Ook daarom kan van een verplichting tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW geen sprake zijn.2.34.
De vordering van Neptune zal dan ook worden afgewezen.
b) conserveringswerkzaamheden € 35.575,03 en c) verwijderen/terugplaatsen plafonds € 3.196,372.35.
Neptune wil dat [naam eiseres] de kosten betaalt die Neptune zou hebben gemaakt voor extra conserveringswerkzaamheden en het verwijderen en terugplaatsen van plafonds.2.36.
Op de eerste plaats legt Neptune aan deze vordering ten grondslag dat [naam eiseres] is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om de kasten voor de elektrische installatie tijdig te leveren. De rechtbank oordeelt dat, nog afgezien van de vraag of aan de overige vereisten van artikel 6:74 BW is voldaan, in ieder geval niet is voldaan aan het vereiste van verzuim. Niet gesteld of gebleken is namelijk dat [naam eiseres] door Neptune in gebreke is gesteld op de wijze als bepaald in artikel 6:82 BW en er is geen sprake van een fatale termijn. Neptune heeft daarnaast onvoldoende gesteld voor de conclusie dat [naam eiseres] op andere gronden in verzuim is gekomen. Daarom kan van een verplichting tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW geen sprake zijn.2.37.
Op de tweede plaats voert Neptune aan dat Bureau Veritas een deel van het door [naam eiseres] uitgevoerde kabelwerk heeft afgekeurd, met als gevolg dat [naam eiseres] kabels heeft moeten verleggen. De rechtbank begrijpt hieruit dat Neptune stelt schade te hebben geleden als gevolg van de door [naam eiseres] uitgevoerde herstelwerkzaamheden aan het kabelwerk. Tussen partijen is niet in geschil dat het kabelwerk behoorde tot de werkzaamheden die door [naam eiseres] moesten worden uitgevoerd en dat [naam eiseres] herstelwerkzaamheden aan het kabelwerk heeft verricht. Maar Neptune heeft onvoldoende toegelicht en onderbouwd dat deze herstelwerkzaamheden tot extra conserveringswerkzaamheden en het verwijderen en terugplaatsen van plafonds zou hebben geleid. Waar bevond het kabelwerk zich en om hoeveel kabelwerk ging het? Als het kabelwerk zich in het plafond bevond en de plafonds waren al dicht, hoe heeft Bureau Veritas het kabelwerk dan kunnen controleren? Gelet op de vele vragen en onduidelijkheden is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat Neptune schade heeft geleden als gevolg van de herstelwerkzaamheden. Daarbij komt dat [naam eiseres] de omvang van de door Neptune gestelde schade heeft betwist en Neptune deze omvang niet nader heeft onderbouwd.2.38.
De vordering van Neptune zal dan ook worden afgewezen.
d) extra kosten late levering kasten € 10.000,002.39.
Neptune vordert een schadevergoeding voor huurkosten, personeelskosten en kraankosten die zij zou hebben gemaakt, omdat [naam eiseres] zou zijn tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om de kasten voor de elektrische installatie tijdig te leveren. Zoals in rechtsoverweging 2.36 al is geoordeeld, is niet komen vast te staan dat [naam eiseres] in verzuim is komen te verkeren in de nakoming van een op haar rustende verbintenis tegenover Neptune om de kasten tijdig te leveren. Van een verplichting tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW is daarom geen sprake. De rechtbank zal de vordering van Neptune dan ook afwijzen.
e) extra fundaties maken (na leveringen) € 9.000,002.40.
Tussen partijen is niet in geschil dat voor de elektrische installatie van het schip meer kasten zijn geplaatst dan in het aanvankelijke ontwerp was voorzien en dat daardoor extra fundaties moesten worden gemaakt. Neptune stelt dat de kosten voor het maken van de extra fundaties € 9.000,00 bedragen en vordert dat [naam eiseres] deze kosten betaalt.2.41.
Neptune heeft onvoldoende toegelicht wat de tekortkoming van [naam eiseres] op dit punt zou inhouden. Voor zover Neptune heeft bedoeld te stellen dat [naam eiseres] een fout in haar ontwerp heeft gemaakt, geldt dat De Werkendam een geavanceerd schip betrof en gedurende het project nog zaken zijn gewijzigd en meerwerkopdrachten zijn geplaatst, waaronder de wijziging van het kraanbedrijf en de opdracht voor het plaatsen van extra ultracaps. [naam eiseres] heeft onweersproken gesteld dat hierdoor meer kasten moesten worden geplaatst dan aanvankelijk was voorzien. Dat sprake is van een tekortkoming in het ontwerp van [naam eiseres], is dus niet komen vast te staan. Daarbij komt dat onduidelijk is om hoeveel extra kasten het überhaupt gaat. Zo stelt Neptune in randnummer 40 van haar conclusie van antwoord dat er aanvankelijk 18 kasten aan boord van het schip zouden worden geplaatst en dat het er uiteindelijk meer dan 28 zijn geworden. In randnummer 150 van diezelfde conclusie zouden er volgens Neptune maar twee kasten door [naam eiseres] zijn ingetekend. Maar in randnummer 10 van haar pleitnota geeft Neptune aan dat er aanvankelijk 3 kasten geplaatst zouden worden en dat het er uiteindelijk 7 zijn geworden. De vordering van Neptune zal worden afgewezen.
f) verwijderen en herplaatsen hoofdstut € 2.212,75 en g) extra staalwerk hoofdschakelbord € 1.250,002.42.
Neptune vordert dat [naam eiseres] € 2.212,75 aan haar betaalt voor een hoofdstut die Neptune heeft moeten verwijderen en terugplaatsen om het hoofdschakelbord in het schip te kunnen plaatsen. Daarnaast vordert Neptune een bedrag van € 1.250,00 voor uren die zij zou hebben gemaakt om de montage van het hoofdschakelbord mogelijk te kunnen maken.2.43.
Anders dan Neptune betoogt, is de rechtbank van oordeel dat [naam eiseres] niet aansprakelijk is voor de kosten die Neptune stelt te hebben gemaakt. Neptune legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [naam eiseres] een hoofdschakelbord zou hebben aangeleverd dat afwijkt van de door haar initieel doorgegeven maatvoering. [naam eiseres] heeft dit betwist en toegelicht dat zij op 11 juli 2017 de juiste afmetingen heeft doorgegeven en dat Neptune op 7 november 2017 het ontwerp voor het hoofdschakelbord heeft goedgekeurd. Het had dan ook op de weg van Neptune gelegen om haar stelling nader toe te lichten en te onderbouwen. Dit heeft Neptune niet gedaan. Onduidelijk is of en in welk opzicht het hoofdschakelbord afwijkt van het op 7 november 2017 goedgekeurde ontwerp. Een tekortkoming aan de kant van [naam eiseres] is dan ook niet komen vast te staan, zodat er geen grondslag is voor toewijzing van de vordering van Neptune. Zelfs al zou sprake zijn van een tekortkoming aan de kant van [naam eiseres], dan nog heeft Neptune geen recht op een schadevergoeding vanwege het ontbreken van verzuim. Niet gesteld of gebleken is dat [naam eiseres] door Neptune in gebreke is gesteld op de wijze als bepaald in artikel 6:82 BW en er is geen sprake van een fatale termijn. Neptune heeft daarnaast onvoldoende gesteld voor de conclusie dat [naam eiseres] op andere gronden in verzuim is geraakt. Ook daarom kan van een verplichting tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW geen sprake zijn. De vordering van Neptune zal dan ook worden afgewezen.
h) uitstel kosten LNG bunkering € 8.475,002.44.
Neptune vordert dat [naam eiseres] € 8.475,00 aan haar betaalt, omdat de geplande LNG bunkering van het schip drie keer zou zijn uitgesteld.2.45.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de LNG bunkering drie keer is uitgesteld. Neptune heeft aangevoerd dat het bunkeren in 2018 is uitgesteld van week 16 naar week 17 en vervolgens van week 17 naar week 18. Niet gesteld of gebleken is dat het bunkeren hierna nogmaals is uitgesteld. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat de LNG bunkering twee keer is uitgesteld.2.46.
Wat betreft het eerste uitstel. Neptune had de LNG bunkering gepland op 20 april 2018. De rechtbank begrijpt uit de stellingen van partijen dat de bunkering op die datum niet kon doorgaan, omdat Bureau Veritas het ESD-systeem (het Emergency Shut Down-systeem is een voor het LNG systeem essentiële installatie) nog niet had afgenomen. Bureau Veritas heeft haar rapport pas op 24 april 2018 verstrekt. Volgens Neptune heeft Bureau Veritas het ESD-systeem afgekeurd. Onduidelijk is hoe dit zich verhoudt tot de stelling van Neptune in randnummer 146 van haar conclusie van antwoord dat “goedkeuring van dit deel van de technische installaties (…) tot 24/25 april 2018 op zich heeft laten wachten.” Nog afgezien van de vraag of is voldaan aan de overige vereisten van artikel 6:74 BW, is in elk geval niet voldaan aan het vereiste van verzuim. Niet gesteld of gebleken is dat [naam eiseres] door Neptune in gebreke is gesteld. Voor zover Neptune heeft bedoeld te stellen dat partijen een fatale termijn zijn overeengekomen, volgt de rechtbank Neptune hierin niet. Neptune heeft de LNG bunkering gepland. Niet gesteld of gebleken is dat partijen de datum waarop de LNG bunkering zou plaatsvinden samen zijn overeengekomen. Neptune heeft gesteld dat zij de LNG bunkering heeft gepland in aansluiting op de planning van [naam eiseres], die Neptune als productie 27 heeft overgelegd. Dit is een planning die tot stand is gekomen na een gezamenlijk overleg tussen partijen op 29 maart 2018. Maar uit die planning blijkt niet dat het gaat om fatale termijnen. Neptune merkt in haar e-mail van 29 maart 2018 over de planning op “Planning gezamenlijk volgen en afwijkingen tijdig melden”. Ook hieruit kan niet worden afgeleid dat de planning een fatale termijn betreft. Daarbij komt dat [naam eiseres] onweersproken heeft gesteld dat Neptune wist dat Bureau Veritas het ESD-systeem nog moest afnemen en dat zij er niets aan kon doen dat Bureau Veritas het ESD-systeem pas op 24 april 2018 heeft afgenomen.2.47.
Wat betreft het tweede uitstel. Niet gesteld of gebleken is waarom de LNG bunkering nogmaals is uitgesteld en waarom op dit punt sprake zou zijn van een tekortkoming aan de kant van [naam eiseres]. Van een verplichting tot schadevergoeding op grond van artikel 6:74 BW kan dan ook geen sprake zijn.2.48.
De vordering van Neptune zal worden afgewezen.
i) afgelasten tweede proefvaart en terugvaart naar Hardinxveld € 8.967,502.49.
De tweede proefvaart met het schip die stond gepland op 7 juni 2018 is afgelast. Niet is komen vast te staan dat dit het gevolg is van een tekortkoming aan de kant van [naam eiseres]. Neptune heeft gesteld dat de proefvaart is afgelast omdat het door [naam eiseres] gemaakte powermanagementsysteem niet goed zou functioneren, wat leidde tot uitval van de LNG-generatoren, wat leidde tot het uitvallen van het voortstuwingssysteem. [naam eiseres] heeft dit gemotiveerd betwist en toegelicht dat de proefvaart juist is afgelast, omdat de door de werf geleverde LNG-generatoren niet voor een stabiel netwerk konden zorgen. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [naam eiseres], had het op de weg van Neptune gelegen om haar stelling nader te onderbouwen, bijvoorbeeld aan de hand van een deskundigenverklaring. Dit heeft zij niet gedaan. Het is dan ook niet vast komen te staan dat de tweede proefvaart is afgelast als gevolg van een tekortkoming aan de kant van [naam eiseres], zodat er geen grondslag is voor toewijzing van de vordering van Neptune. Daarbij komt dat [naam eiseres] de omvang van de door Neptune gestelde schade heeft betwist en Neptune deze omvang niet nader heeft toegelicht en onderbouwd. De vordering van Neptune zal dan ook worden afgewezen.
j) extra projectmanagementkosten in verband met ontbreken aansturing € 25.500,002.50.
Neptune stelt schade te hebben geleden, omdat [naam eiseres] in onvoldoende mate zou hebben zorggedragen voor het projectmanagement. De schade van Neptune zou bestaan uit kosten voor het door haar extra ingezette projectmanagement, aldus Neptune.2.51.
Vaststaat dat [naam eiseres] voor het projectmanagement van het elektrisch systeem zou zorgdragen. Maar Neptune heeft niet gesteld wat er precies is afgesproken op dit gebied. Welke projectmanagementtaken zijn aan [naam eiseres] gegeven? En in welke afspraken zou [naam eiseres] zijn tekortgeschoten? Neptune heeft alleen gesteld dat in het begin geen projectverantwoordelijke aanwezig was en dat er een tijdje een ongeschikte projectverantwoordelijke was. Voor zover dit inderdaad het geval zou zijn geweest, [naam eiseres] heeft de stelling van Neptune betwist, heeft Neptune niet toegelicht wat partijen over de aanwezigheid van een projectverantwoordelijke hebben afgesproken en welke extra taken zij zou hebben moeten overnemen. Daarbij komt dat [naam eiseres] niet in verzuim is, omdat een ingebrekestelling ontbreekt. Aan de voorwaarden in artikel 6:74 BW is dus niet voldaan. De rechtbank zal de vordering van Neptune afwijzen.
k) begeleidingskosten oplossen restpunten € 7.700,002.52.
Neptune vordert dat [naam eiseres] een schadevergoeding van € 7.700,00 aan haar betaalt. Volgens Neptune haalde [naam eiseres] haar planning niet en is het werk niet gestructureerd opgeleverd, waardoor er een veelvoud aan restpunten is geweest. Het projectmanagement van Neptune zou veel tijd aan deze restpunten hebben besteed en Neptune wil dat [naam eiseres] de kosten hiervan vergoed.2.53.
Nog daargelaten de vraag of sprake is van een tekortkoming van [naam eiseres], is niet komen vast te staan dat Neptune schade heeft geleden doordat zij tijd zou hebben besteed aan het oplossen van de restpunten. [naam eiseres] heeft namelijk onweersproken gesteld dat de door Neptune gemaakte kosten vallen onder Neptune haar eigen hoofdopdracht, zodat zij deze kosten niet kan verhalen op [naam eiseres].
l) manuren in verband met zoekgeraakte sleutel € 1.560,002.54.
Tussen partijen is niet in geschil dat het zoekraken van de door Neptune aan [naam eiseres] ter beschikking gestelde sleutel van het schip een tekortkoming van [naam eiseres] oplevert en nakoming blijvend onmogelijk is. [naam eiseres] is dan ook gehouden de schade die Neptune hierdoor heeft geleden te vergoeden. Neptune stelt dat de schade die zij heeft geleden € 1.560,00 bedraagt, bestaande uit 24 werkuren van de wachtsman keer een uurtarief van € 65,00 (in het uurtarief zijn ook reisuren begrepen). Anders dan Neptune betoogt, is niet komen vast te staan dat als gevolg van de tekortkoming van [naam eiseres] de wachtman de gehele week op het schip aanwezig is geweest. [naam eiseres] heeft dit namelijk betwist en toegelicht dat de wachtsman alleen is gekomen om het schip te openen en weer voor haar af te sluiten. Het had op de weg van Neptune gelegen om haar stelling nader toe te lichten en te onderbouwen. Dit heeft zij niet gedaan. Gelet op de stelling van [naam eiseres], gaat de rechtbank ervan uit dat de wachtsman het schip een keer heeft geopend en een keer heeft afgesloten op verzoek van [naam eiseres]. Neptune heeft niet aangevoerd dat de wachtsman het schip vaker heeft geopend en gesloten. De schade hiervoor begroot de rechtbank op één werkuur, ofwel € 65,00.
m) extra werkkosten in verband met algehele vertraging door late levering € 31.250,002.55.
Neptune stelt schade te hebben geleden als gevolg van vertragingen die zijn veroorzaakt door [naam eiseres]. Deze schade zou bestaan uit kosten voor stroomverbruik, toezicht en gederfde inkomsten door het bezet houden van de ligplaats.2.56.
De rechtbank zal deze vordering afwijzen, omdat [naam eiseres] niet in verzuim is komen te verkeren in de nakoming van een op haar rustende verbintenis tegenover Neptune. Niet gesteld of gebleken is namelijk dat [naam eiseres] door Neptune in gebreke is gesteld en er is geen sprake van een fatale termijn. Neptune heeft daarnaast onvoldoende gesteld voor de conclusie dat [naam eiseres] op andere gronden in verzuim is geraakt.
n) repareren wanden blauwe kast woning € 2.070,002.57.
[naam eiseres] heeft een kast in de woning van het schip geplaatst die daar volgens Neptune niet moest staan, daarom heeft Neptune de kast verplaatst. Neptune stelt dat de kosten voor het verplaatsen van de kast en het repareren van een wand € 2.070,00 bedragen.2.58.
Niet is komen vast te staan dat op dit punt sprake is van een tekortkoming aan de kant van [naam eiseres]. Neptune heeft niet gesteld wat partijen hebben afgesproken over de plaatsing van de kast en welke afspraak [naam eiseres] niet zou zijn nagekomen. Daarbij komt dat Neptune aan [naam eiseres] niet de mogelijkheid heeft geboden om de kast alsnog op de juiste plek te plaatsen. Evenmin is gesteld of gebleken dat een wand is beschadigd doordat de kast in de woning van het schip was geplaatst. De vordering van Neptune zal dan ook worden afgewezen.
o) kraanverbouwing 690 naar 440 volt € 47.712,502.59.
Tussen partijen is niet in geschil dat het voltage van de door Neptune bestelde kraan moest worden aangepast van 690 volt naar 440 volt en dat de kosten hiervan € 47.715,50 waren. Anders dan Neptune stelt, is niet komen vast te staan dat [naam eiseres] bij het ontwerpen van de elektrische installatie heeft geadviseerd dat het voltage van de kraan voor de elektrische installatie geen verschil maakt. [naam eiseres] heeft dit namelijk betwist en Neptune heeft haar stelling niet nader toegelicht en onderbouwd. Neptune heeft nog aangevoerd dat [naam 2] op 6 juni 2017 een specificatie van de kraan aan [naam eiseres] heeft toegezonden waarin staat vermeld dat het voltage 690 bedraagt, maar dat [naam eiseres] hier geen opmerking over heeft geplaatst. Voor zover Neptune hiermee heeft bedoeld te stellen dat [naam eiseres] haar waarschuwingsplicht uit artikel 7:754 BW heeft geschonden, heeft Neptune onvoldoende gesteld. Onduidelijk is of [naam eiseres] met de toezending van de specificatie van de kraan wist dat de kraan niet geschikt zou zijn. [naam eiseres] heeft aangevoerd dat zij altijd is uitgegaan van een kraan uitgelegd op 400 volt en dat de fout pas bleek op 12 juli 2017. [naam eiseres] zou de kraanleverancier “MTECK” zodra dit kon over de fout hebben geïnformeerd. Het valt dan ook niet in te zien dat [naam eiseres] haar waarschuwingsplicht heeft geschonden. Daar komt bij dat de kraan niet behoorde tot de opdracht aan [naam eiseres], maar tot de opdracht aan MTECK. Naar het oordeel van de rechtbank strekt de waarschuwingsplicht niet zover dat [naam eiseres] ook zou moeten waarschuwen voor mogelijke problemen in de opdracht van Neptune aan MTECK. De vordering van Neptune zal worden afgewezen.
p) werfkosten verbouwing ultracaps € 49.500,002.60.
Partijen zijn het erover eens dat [naam 1] aan [naam eiseres] de opdracht heeft gegeven om een modificatie van de ultracaps uit te voeren. Die werkzaamheden zijn door [naam eiseres] bij [naam 1] in rekening gebracht. Volgens Neptune heeft [naam eiseres] deze werkzaamheden deels uitgevoerd toen het schip nog bij haar werf lag en daarbij gebruikgemaakt van de logitistieke infrastructuur van de werf. Volgens Neptune is het gebruikelijk om een werftoeslag van 10-15% te hanteren voor werkzaamheden die worden uitgevoerd aan de werf, zonder dat de werf daarbij betrokken is. Volgens Neptune bedragen de kosten van deze toeslag € 49.500,00 en zouden die voor rekening van [naam eiseres] komen.2.61.
Neptune heeft niet gesteld op grond waarvan zij een werftoeslag bij [naam eiseres] in rekening kan brengen. Dat het gebruikelijk is, is niet voldoende. Niet gesteld of gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat [naam eiseres] een werftoeslag moet betalen aan Neptune. Er is dus geen grond voor toewijzing van de vordering van Neptune. Daarbij komt dat niet is komen vast te staan dat [naam eiseres] de werkzaamheden heeft uitgevoerd toen het schip aan de werf van Neptune lag. Volgens [naam eiseres] heeft zij deze werkzaamheden uitgevoerd toen het schip bij [naam 1] lag. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Conclusie2.62.
[naam eiseres] moet € 65,00 aan Neptune betalen. Maar dit bedrag is in conventie al verrekend, zodat in reconventie geen vordering meer resteert van Neptune op [naam eiseres]. De vordering van Neptune zal dus worden afgewezen.
Geen boete verschuldigd op grond van VNSI-voorwaarden2.63.
Neptune vordert op grond van artikel 6.5 VNSI-inkoopvoorwaarden een contractuele boete van € 89.750,00. Deze vordering zal worden afgewezen, omdat [naam eiseres] de VNSI-inkoopvoorwaarden met succes heeft vernietigd.
Proceskosten2.64.
Neptune wordt als de zowel in conventie als in reconventie grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de kant van [naam eiseres] in conventie worden begroot op:
- -dagvaarding € 83,38
- -griffierecht € 4.131,00
- -salaris advocaat € 5.310,00 (3 punten x € 1.770,00) +
- -Totaal € 9.524,38
De kosten aan de kant van [naam eiseres] in reconventie worden begroot op € 4.821,00 (1,5 punt x € 3.214,00).2.65.
De door [naam eiseres] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie zal worden toegewezen zoals in de beslissing hieronder is vermeld.
3.De beslissing
De rechtbank:
in conventie:3.1.
veroordeelt Neptune aan [naam eiseres] te betalen een bedrag van € 177.756,04, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over een bedrag van € 175.293,75 te berekenen zoals bepaald in overweging 2.24;3.2.
veroordeelt Neptune in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de kant van [naam eiseres] vastgesteld op € 9.524,38, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van betaling;3.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in reconventie:3.5.
wijst de vorderingen van Neptune af;3.6.
veroordeelt Neptune in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de kant van [naam eiseres] vastgesteld op € 4.821,00;3.7.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2022.
371/2054