Uitspraak van de week 07/12/2021

Week I december 2021:

ECLI:NL:GHARL:2021:11259

Uitspraak delenInstantieGerechtshof Arnhem-LeeuwardenDatum uitspraak07-12-2021Datum publicatie09-12-2021Zaaknummer200.280.368/01
RechtsgebiedenCiviel recht
Bijzondere kenmerkenHoger beroep
Tussenuitspraak
Inhoudsindicatie

Verwijt van kopers aan bestuurder van gefailleerde vennootschap, die onder meer in boten handelt, dat de vennootschap aan hen een boot van een derde heeft verkocht terwijl de vennootschap daartoe niet bevoegd was. Bestuurder mag bewijzen dat de verkoper heeft ingestemd met een verkoop en levering van de boot door de vennootschap aan een derde.VindplaatsenRechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.280.368/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, 166800)

arrest van 7 december 2021

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,

appellant,

bij de rechtbank: gedaagde,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. W.M. Sturms,

tegen

1[geïntimeerde1] ,

wonende te [woonplaats2] ,

hierna: [geïntimeerde1],

2. [geïntimeerde2],

wonende te [woonplaats2] ,

hierna: [geïntimeerde2],

geïntimeerden,

bij de rechtbank: eisers,

hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden] c.s.,

advocaat: mr. H.J. Bakker.

1Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 23 februari 2021 hier over. Op grond van dit arrest heeft op 23 november 2021 een mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Voorafgaand aan deze zitting hebben [geïntimeerden] c.s. op 11 november 2021 en [appellant] op 12 november 2021 nog nadere producties ingezonden.1.2

Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het voorafgaand aan het arrest van 23 februari 2021 overgelegde procesdossier, aangevuld met voormelde nadere producties en voormeld proces-verbaal.

2. Waar het in deze zaak om gaat

[geïntimeerden] c.s. menen dat [appellant] persoonlijk aansprakelijk is voor het feit dat de door [appellant] bestuurde vennootschap Darner de door [geïntimeerden] c.s. gekochte motorboot niet aan hen in eigendom heeft geleverd, althans niet feitelijk aan hen ter beschikking heeft gesteld. Die aansprakelijkheid baseren [geïntimeerden] c.s. op het verwijt dat [appellant] namens Darner zonder daartoe bevoegd te zijn geweest de motorboot van een ander aan hen heeft verkocht. Als dat verwijt niet slaagt, menen [geïntimeerden] c.s. dat [appellant] er een verwijt van kan worden dat hij namens Darner de overeenkomst met hen is aangegaan terwijl hij wist of had moeten weten dat Darner die overeenkomst niet zou kunnen nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor schade die [geïntimeerden] c.s. op grond daarvan zouden lijden. Het hof is van oordeel dat [appellant] bewijs moet leveren van de door hem gestelde bevoegdheid van Darner alvorens verder te beslissen. Het hof zal dat oordeel hierna uitleggen.

3De vaststaande feiten


Het hof gaat in hoger beroep uit van de navolgende feiten:3.1

[appellant] was via Darner Holding B.V. enig bestuurder van Darner B.V. (hierna te noemen: Darner). Darner hield zich bezig met onder meer de verkoop van boten onder de handelsnaam Zarro Dutch Quality Boats (hierna te noemen: Zarro Boats).3.2

In 2016 heeft de heer [naam1] (hierna te noemen: [naam1] ) van Darner gekocht een motorboot van het type Zarro Maxx 27 met de naam “ [naam2] ” (hierna: de Zarro Maxx).3.3

In een document met datum 3 september 2018 heeft [appellant] namens Zarro Boats aan [naam1] bevestigd dat Zarro Boats voor hem de motorboot zal verkopen. Als ‘gemaakte afspraken’ is onder meer vermeld: “Afgesproken prijs van € 85.000,- (marge) bij verkoop te betalen aan fam [naam1] . Zarro is vrij om een hoger bedrag te vragen dan het afgesproken bedrag van € 85.000,-” en “Bij verkoop zonder inruil is Zarro vrij om de deal te sluiten zonder overleg.” Dit document is niet ondertekend door [naam1] .3.4

[geïntimeerden] c.s. hadden in 2018 de wens om een boot te kopen. Via de website van Zarro

Boats zijn zij in november 2018 gestuit op de Zarro Maxx. [geïntimeerden] c.s. zijn in contact gekomen met [appellant] en hebben met hem een afspraak gemaakt om de Zarro Maxx te bezichtigen die inmiddels bij Darner in de showroom stond. Vervolgens hebben partijen nader overleg gevoerd en afspraken gemaakt over de koopprijs en over door Darner nog aan te brengen extra opties aan de Zarro Maxx.3.5

In een mail van 23 november 2018 heeft [appellant] namens Zarro Boats de gemaakte afspraken aan [geïntimeerden] c.s. bevestigd. In de mail is de totaalprijs, inclusief extra opties, van € 100.750,- vermeld, alsmede dat de boot gereed gemaakt zal worden voor aflevering in maart/april 2019.3.6

Vervolgens is een koopovereenkomst opgemaakt tussen Zarro Boats als verkoper en [geïntimeerde1] als koper, die op of omstreeks 24 november 2018 door [appellant] en [geïntimeerde1] is ondertekend. In de koopovereenkomst is bepaald dat de HISWA Algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden van toepassing zijn.3.7

In artikel 14 lid 1 van de HISWA-voorwaarden is bepaald dat het vaartuig wordt geacht te zijn geleverd aan de consument op het moment dat partijen overeenstemming hebben bereikt en de consument een aanbetaling heeft gedaan.3.8

Op 28 november 2018 hebben [geïntimeerden] c.s., op een daartoe aan hen toegezonden factuur van Zarro Boats/Darner van 26 november 2018 een bedrag van € 97.512,50, te weten 95% van het aankoopbedrag, als aanbetaling aan Darner overgemaakt. De resterende 5% van het aankoopbedrag zou bij aflevering voldaan worden. De Zarro Maxx is bij Zarro Boats/Darner in de winterstalling gebleven in verband met de nog uit te voeren werkzaamheden.3.9

[naam1] is na sluiten van de overeenkomst aangaande de Zarro Maxx niet meegedeeld dat de boot is verkocht. Aan [naam1] is evenmin een bedrag (door)betaald.3.10

Op 8 maart 2019 heeft de rechtbank Noord-Nederland, na intrekking van het op 4 maart 2019 verleende surseance van betaling, het faillissement van Darner uitgesproken. De curator in het faillissement, mr. M.J. Oudman (hierna te noemen: de curator), heeft in een mail van 14 maart 2019 het volgende – voor zover van belang – aan [geïntimeerden] c.s. geschreven:

(…) Het is mij gebleken dat de door u gekochte Zarro Maxx 27 door Darner B.V. in opdracht van een derde door Darner BV is verkocht. De Maxx 27, genaamd [naam2] , is en was geen eigendom van Darner BV.

De opdrachtgever van Darner BV, een natuurlijk persoon, stelt zich op het standpunt dat hij niet bekend is met de verkoop van de boot en stelt dat hij de eigendom van de boot niet overgedragen heeft en wenst op zo kortst mogelijke termijn weer te kunnen beschikken over de boot. Voor zover ik nu kan beoordelen, is de boot nog niet aan u geleverd en zijn de door u opgedragen werkzaamheden niet door Darner BV uitgevoerd.

Vanuit de boedel kan ik niet tot levering van de boot overgaan. Ik constateer dat er nu twee partijen aanspraak maken op de eigendom van de boot. Ik adviseer u contact op te nemen met een advocaat om uw belangen te behartigen. (…)

De door de curator bedoelde derde is [naam1] .3.11

Tussen (de advocaten van) [geïntimeerden] c.s., [appellant] , [naam1] en de curator is gecorrespondeerd. Hierin heeft Darner het standpunt ingenomen dat zij gevolmachtigd zou zijn door [naam1] om de Zarro Maxx te verkopen. [naam1] stelt zich op het standpunt dat hij geen opdracht dan wel toestemming aan Darner heeft gegeven voor de verkoop.3.12

[geïntimeerden] c.s. heeft – na een hiertoe op 8 april 2019 verkregen verlof van de

voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland – ten laste van [appellant]

conservatoir beslag laten leggen op onroerende zaken van [appellant] .

4Het geschil en de beslissing van de rechtbank

4.1

[geïntimeerden] c.s. hebben – samengevat – gevorderd de veroordeling van [appellant] tot betaling van € 97.512,50 (aanbetaling), € 8.131,80 (schadevergoeding in verband met de bouw van een nieuw botenhuis), € 1.750,13 (vergoeding buitengerechtelijke kosten) en € 2.333,02 (vergoeding van beslagkosten), een en ander te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten en de nakosten.4.2

De rechtbank heeft in een vonnis van 15 april 2020 [appellant] veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerden] c.s. van € 97.512,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
18 april 2019, en van € 1.716,02 aan vergoeding voor beslagkosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2020. [appellant] is voorts veroordeeld in de proceskosten en de nakosten.

5De vordering in hoger beroep

[appellant] vordert in hoger beroep – samengevat – dat het vonnis van 15 april 2020 wordt vernietigd en dat de vordering van [geïntimeerden] c.s., voor zover toegewezen, alsnog wordt afgewezen, onder veroordeling van [geïntimeerden] c.s. tot terugbetaling van wat [appellant] op basis van het vonnis aan [geïntimeerden] c.s. heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling en met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de kosten van beide procedures.

6De beoordeling van de grieven en de vordering

Omvang van het hoger beroep6.1

[appellant] is met vijf grieven opgekomen tegen het vonnis van 15 april 2020. Met grief 1 klaagt [appellant] over de in overweging 4.3 door de rechtbank tot uitgangspunt genomen feiten bij de beoordeling van het aan hem verweten onrechtmatig handelen. Grief 2 bestrijdt dat sprake is van onrechtmatig handelen en een ernstig persoonlijk verwijt. Met grief 3 beroept [appellant] zich op disculpatie en met grief 4 beoogt hij matiging van een schadevergoeding. Grief 5 tenslotte keert zich tegen zijn veroordeling in de proceskosten. De grieven 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke bespreking en zullen als eerste worden besproken.6.2

[geïntimeerden] c.s. zijn niet opgekomen tegen het vonnis van 16 april 2020. Daarmee ligt wat van hun vorderingen is afgewezen in hoger beroep niet voor.

Inhoudelijk6.3

Onomstreden is dat [appellant] namens Darner/Zarro Boats in november 2018 de Zarro Maxx aan [geïntimeerden] c.s. hebben verkocht. Eveneens staat vast dat niet Darner maar [naam1] eigenaar van die motorboot was. Tussen partijen is niet in geschil dat Darner als houder van deze boot (als bedoeld in artikel 3:107 BW) niet in staat was de boot aan [geïntimeerden] c.s. te leveren (als bedoeld in artikel 3:90 jo 3:115 onder a. BW), tenzij [naam1] als oudere gerechtigde met de vervreemding (ofwel met verkoop en overdracht aan een derde) had ingestemd. Die instemming kan expliciet zijn maar kan ook naar omstandigheden worden afgeleid uit de houding van de derde met het ouder recht op de zaak indien deze met
de vervreemding op de hoogte was of daarvan op de hoogte is gesteld. Het enkele feit dat de vervreemding aan de ouder gerechtigde is bekend gemaakt of dat deze daarvan uit anderen hoofde kennis droeg, is echter niet voldoende1.6.4

[appellant] heeft zich op deze instemming van [naam1] beroepen en daartoe verwezen naar de door hem opgestelde, op 3 september 2018 gedateerde bevestiging tot verkoop/bemiddeling van de Zarro Maxx door Darner/Zarro Boats. Die bevestiging is volgens [appellant] de weergave van eerder gevoerd telefonisch contact met [naam1] . [appellant] verbindt daaraan de conclusie dat Darner [naam1] bij de verkoop van de Zarro Maxx bevoegdelijk heeft vertegenwoordigd en dat hem om die reden al geen verwijt kan worden gemaakt dat noch de curator noch [naam1] aan [geïntimeerden] c.s. het bezit van de boot heeft willen verschaffen.6.5

[geïntimeerden] c.s. hebben gemotiveerd bestreden dat Darner en daarmee [appellant] bevoegd was om zonder expliciete instemming van [naam1] te verkopen. Zij hebben in dat verband onder meer gewezen op het via diens advocaat kenbaar gemaakte standpunt van [naam1] dat samengevat inhoudt dat [naam1] niet meer dan aan Darner/ [appellant] heeft gevraagd een koper te zoeken voor de Zarro Maxx en dat hij [appellant] zou horen als deze een mogelijke koper zou hebben gevonden.6.6

Aangezien [appellant] zich beroept op de bevoegdheid van Darner/Zarro Boats (als niet-eigenaar) om de Zarro Maxx (toch) aan [geïntimeerden] c.s. te (mogen) verkopen en leveren, rust op hem overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 Rv de stelplicht en bewijslast van die stelling. Over die bevoegdheid heeft [appellant] naar het oordeel van het hof voldoende gesteld. Wat hij echter heeft gesteld, is vervolgens gemotiveerd door [geïntimeerden] c.s. betwist. Het hof zal [appellant] daarom toelaten tot bewijs van zijn stelling dat [naam1] heeft ingestemd met een verkoop en levering van de Zarro Maxx door Darner aan een derde, als hierna weer te geven.6.7

Pas in het geval dat [appellant] slaagt in dat bewijs komt de subsidiaire grondslag van de vordering van [geïntimeerden] c.s. (d.i. het willens en wetens aangaan van een overeenkomst met [geïntimeerden] c.s. terwijl [appellant] wist dan wel had moeten weten dat Darner die overeenkomst niet zou kunnen nakomen en dan geen verhaal zou bieden voor de schade) aan de orde. In afwachting van de levering van bewijs zal de bespreking van die grondslag worden aangehouden tot na de beoordeling van bijgebracht bewijs.6.8

Iedere verdere bespreking van de grieven en daarmee iedere beslissing wordt aangehouden.

7De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

laat [appellant] toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat [naam1] heeft ingestemd met een verkoop en levering van de Zarro Maxx door Darner/Zarro Boats aan een derde;

bepaalt dat, indien [appellant] uitsluitend bewijs door bewijsstukken wenst te leveren, hij die stukken op de roldatum van 4 januari 2022 in de procedure moet inbrengen;

bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. W.F. Boele, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;

bepaalt dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;

bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van 4 januari 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;

bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;

bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. W.F. Boele, M.M. Lorist en A.L. Goederee en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021.

1MvA II bij art. 3:90 BW (art. 3.4.2.5), Parl. Gesch. BW Boek 3 1981, p. 386