Uitspraak van de week 01/03/2022

Week I maart 2022:

ECLI:NL:GHARL:2022:1582

Uitspraak delenInstantieGerechtshof Arnhem-LeeuwardenDatum uitspraak01-03-2022Datum publicatie03-03-2022Zaaknummer200.201.193/01
RechtsgebiedenCiviel recht
Bijzondere kenmerkenHoger beroep
Inhoudsindicatie

Eindarrest na deskundigenbericht.VindplaatsenRechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.201.193/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 145373)

arrest van 1 maart 2022

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,

appellant,

bij de rechtbank: eiser in conventie en verweerder in reconventie,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. R.A.C.J. van Kessel, die kantoor houdt te Boxtel,

tegen

Mast Jachtschilders B.V.,

gevestigd te Drachten, gemeente Smallingerland,

geïntimeerde,

bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,

hierna: Mast,

advocaat: mr. S.J. de Rijk, die kantoor houdt te Leeuwarden.

1Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 1 september 2020 hier over.1.2

In aansluiting op dit tussenarrest heeft de door het hof benoemde deskundige een schriftelijk deskundigenbericht opgemaakt, dat aan partijen is toegezonden. Het hof heeft op 2 juni 2021 een begrotingsbeschikking gegeven.1.3

Daarna hebben partijen de volgende processtukken ingediend:

– een memorie na deskundigenbericht (met producties) van [appellant] ;

– een antwoordmemorie van deskundigenbericht (met producties) van Mast.1.4

Mr. I.F. Clement, die de eerdere tussenarresten heeft in deze zaak heeft meegewezen en die ook deel uitmaakte van de combinatie ten overstaan van wie de comparities plaatsvonden, is niet meer aan het hof verbonden. Haar plaats is ingenomen door mr. M.M. Lorist. Partijen zijn daarvan is kennis gesteld, waarna [appellant] om een nieuwe mondelinge behandeling heeft verzocht. Die mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op

20 januari 2022. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.1.5

Vervolgens heeft het hof een datum voor arrest vastgesteld.

2De verdere beoordeling

2.1

In dit arrest bespreekt het hof het deskundigenrapport en het commentaar van partijen op dit rapport. Ook zal het hof nagaan wat de bevindingen van de deskundige betekenen voor de beoordeling van de vorderingen in hoger beroep.

Het deskundigenrapport2.2

De deskundige heeft in zijn rapport op de door het hof gestelde vragen, samengevat, als volgt geantwoord:

Antwoord 1

In het licht van de tussen partijen overeengekomen herstelwerkzaamheden is de algemene toestand van het herstelverfsysteem op het motorjacht visueel geïnspecteerd. Op basis van deze visuele inspectie en het feit dat het herstelverfsysteem / top coat inmiddels 8 jaar oud is, is het mijn professionele mening dat de huidige conditie van het verfsysteem / top coat als redelijk tot goed te classificeren is en in lijn met wat men mag verwachten van een 8 jaar oude top coat. (…)

Antwoord 3 (a)

Op basis van bestudering aangeleverde stukken en mijn bezichtiging aan boord van het motorjacht concludeer ik dat Mast op de volgende punten is afgeweken van het Alexseal hersteladvies:

  • Er zijn geen dagelijkse applicatie logs geproduceerd;
  • Condities zijn niet volgens het Alexseal advies 3 x per dag en op 4 verschillende plaatsen gemeten;
  • Kit naden rond schuine voorste kajuitramen zijn niet afwaterend aangebracht met als gevold dat water blijft staan in de onderste rand;
  • De losse verf op roestvrij stalen stootlijst op de huid is niet conform het Alexseal hersteladvies gestraald maar in plaats daarvan geschuurd. (…)

Antwoord 4

  • Het niet produceren van dagelijkse applicatie logs heeft er toe geleid dat er geen naslagwerk voorhanden is om op terug te vallen en uitsluitsel te geven op basis van feiten voor de huidige situatie;
  • Het niet meten en vastleggen van condities conform het Alexsealadvies heeft niet tot grootschalig falen van het verfsysteem geleid;
  • Het aanbrengen van niet afwaterende kit naden op de onderzijde van de voorste schuine kajuitramen, heeft tot lokale corrosie geleid van het metaal / de metalen rand direct onder deze ramen;
  • Het niet stralen maar schuren van de roestvrij stalen stootlijst op de huid heeft geen grootschalige onthechting van het verfsysteem in dit gebied tot gevolg gehad. Echter is er wel na 8 jaar een lichte vorm van spleetcorrosie met corrosie sporen over het roestvrij staal aanwezig. Deze corrosie zit onder de randen / overgang van het verfsysteem naar roestvrij staal. Voor de goede orde vermeld ik dat dit een normaal beeld is dat we regelmatig op jachten tegenkomen, zelfs in situaties waar stralen als voorbehandeling is toegepast. Roestvrij staal / verfsysteem overgangen zijn gewoon moeilijk te behandelen en behoeven regelmatig aandacht met onderhoud om dit van deze spleetcorrosie vrij te houden. (…)

Antwoord 5 (…)

  • Het corrigeren van de niet afwaterende kit naden op de onderzijde van de voorste schuine kajuitramen en het herstellen van de hierdoor ontstane lokale corrosie (…) De tijd en kosten die naar mijn inschatting hiermee gemoeid zijn schat ik in als 30 uur tegen een tarief van €60,= / uur inclusief verfmaterialen en handgereedschappen, is totaal €1.800,= excl. BTW;
  • Het niet stralen maar schuren van de roestvrij stalen stootlijst op de huid en de nu aanwezige spleetcorrosie onder de losse verfrand met roeststrepen als gevolg, is niet noodzakelijk toe te schrijven aan het niet stralen, zolang met het schuren het vereiste profiel bereikt is zal de kwaliteit daar niet onder lijden en hetzelfde zijn als met stralen.

Voor het geval dat men besluit dit te corrigeren (…) De tijd en kosten die naar mijn inschatting hiermee gemoeid zijn schat ik in als 40 uur tegen een tarief van €60,= / uur inclusief verf materialen en handgereedschappen, is totaal €2.400,= excl. BTW. (…)”2.3

De expertise van de deskundige en diens onafhankelijkheid ten opzichte van partijen staan niet ter discussie. De deskundige heeft zijn bevindingen en conclusies gemotiveerd aan de hand van het door hem uitgevoerde onderzoek. Dit onderzoek heeft bestaan uit dossieronderzoek en een bezichtiging op 17 november 2020 van het verfsysteem op de externe boven water delen van het motorjacht met beide partijen en hun advocaten. Daarbij was (op uitnodiging van [appellant] en zonder vooroverleg) ook een vertegenwoordiger van verffabrikant Alexseal aanwezig. In aanvulling op de visuele inspectie heeft de deskundige ook destructief onderzoek verricht en metingen uitgevoerd, die zijn besproken met een interne chemisch engineer. Op 13 januari 2021 heeft de deskundige zijn rapport in concept naar partijen toegestuurd, waarna beide partijen hun reacties hebben gegeven. De deskundige heeft die reacties besproken in zijn eindrapport van 21 februari 2021.2.4

Het hof zal hierna het door partijen naar voren gebrachte commentaar op het deskundigenbericht bespreken en beoordelen of het hof de conclusies waartoe de deskundige in zijn rapport is gekomen zal volgen. Daarbij geldt dat indien het hof de zienswijze van de deskundige volgt, het hof dat oordeel in het algemeen niet verder hoeft te motiveren dan door te overwegen dat de motivering van de deskundige het hof overtuigend voorkomt. Wel zal het hof moeten ingaan op specifieke bezwaren van partijen tegen de zienswijze van de deskundige, indien deze bezwaren een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van deze zienswijze1.

Bespreking commentaar van Mast2.5

Mast kan zich vinden in de conclusie van de deskundige dat het beeld van het motorjacht overeenkomt met wat men in de jachtindustrie als normaal beschouwt. Wel bestrijdt Mast dat hij tekort geschoten is. Wat betreft de kitnaden wijst Mast er op dat de door de deskundige geconstateerde lokale corrosie van het metaal/de metaalrand direct onder de voorste schuine kajuitramen niet het gevolg is van het aanbrengen van een niet-afwaterende kit. Mast heeft in 2012 namelijk wel afwaterend afgekit en dat de kitnaden in 2020 niet afwaterend zijn betekent niet dat deze bij het aanbrengen in 2012 reeds niet-afwaterend waren. Mast heeft deze stellingen echter niet nader onderbouwd, zodat er onvoldoende grondslag is om op dit punt van de conclusie van de deskundige af te wijken. Mast betwist verder dat nimmer is gereclameerd over loslatende kitnaden, maar het hof heeft zich in het tussenarrest van 19 februari 2019 reeds uitgelaten over het beroep van Mast op verjaring en schending van de klachtplicht en ziet geen aanleiding hierop terug te komen.2.6

Wat betreft de RVS stootlijst stelt Mast dat de deskundige heeft vastgesteld dat de waargenomen lichte vorm van spleetcorrosie met corrosiesporen over het roestvrij staal niet aan Mast kan worden toegeschreven. In dit verband is van belang het antwoord van de deskundige op het commentaar van Mast dat de RVS stootlijst op de huid wel degelijk is gestraald, dat er geen sprake is van onthechting en dat de deskundige geen hechtingstest heeft uitgevoerd: “

 Ik heb de opmerking dat er niet gestraald is maar in plaats daarvan geschuurd is

overgenomen van de rapporten van TPS (…), het Alexseal rapport (…) en het SHR rapport (…). Daar geven alle drie de partijen duidelijk aan dat er niet gestraald is maar geschuurd;

  • SHR geeft aan dat ze destructief onderzoek uitgevoerd hebben en visueel vastgesteld dat er niet of niet afdoende straalprofiel aanwezig was;
  • Als er wel gestraald is dan is dit niet correct gedaan op de verfrand / overgang van verf naar RVS omdat de randen van het aangebrachte verfsysteem nu niet afdoende hechten, met spleet corrosie tot gevolg die ik nu op de randen van het verfsysteem waargenomen heb. Als er wel afdoende ontvet, gestraald en verf aangebracht zou zijn dan zou het niet tot de losse verfrand met spleetcorrosie resulteren die we nu zien. Dan zou de verfrand net zo hechten en beschermen als de rest van het verfsysteem op de RVS stootrand.
  • Voor de goede orde wijs ik er op dat ik na het vertrek van beide partijen en in overleg met beide partijen, mijn onderzoek voortgezet heb en diverse dingen wel degelijk nader bekeken heb en daar waar nodig metingen verricht in aanvulling op visuele waarnemingen. (…)2”.

Daarnaast merkt de deskundige naar aanleiding van de stelling van Mast dat van een tekortkoming aan zijn zijde geen sprake is nog het volgende op:

De spleetcorrosie als gevolg van niet hechtende verf op de overgang verfrand naar RVS stootlijst is naar mijn oordeel iets wat we wel vaker na 8 jaar zien. Ik kan alleen uitgaan van de huidige situatie en niet oordelen of dit al eerder los zat en spleetcorrosie tot gevolg had. Men mag echter wel verwachten dat dit zich niet na schilderen voor doet3.

Het hof neemt op basis van deze nadere uitlatingen van de deskundige aan dat het vastgestelde gebrek aan de RVS stootlijst wel degelijk is aan te merken als een tekortkoming die voor rekening van Mast dient te komen.

Bespreking commentaar van [appellant]2.7

[appellant] wijst er op dat onderdeel van de in 2009 overeengekomen werkzaamheden was (1) de- en montage van alle onderdelen die op het motorjacht bevestigd zijn nadat het motorjacht af fabriek voor het eerst geschilderd was en (2) geheel schuren en bijspuiten van het motorjacht met Alexseal 442 primer. Uitgangspunt bij het hersteladvies is geweest dat Mast hieraan voldaan had. Na het onderzoek en het rapport van de deskundige is [appellant] echter gebleken dat dit niet zo was. De deskundige heeft hier bij zijn onderzoek en beantwoording van de vraagstelling geen aandacht aan besteed. Daarnaast heeft de deskundige niet onderzocht of conform het hersteladvies alle kitnaden zijn teruggesneden en is onvoldoende onderzoek uitgevoerd naar de lakonthechting.2.8

De verwijten die [appellant] Mast maakt over de- en montage van losse onderdelen en het niet overal aanbrengen van Alexseal 442 primer zijn – naar [appellant] zelf stelt – nieuw en maken geen onderdeel uit van deze procedure. Aan de deskundige is gevraagd te beoordelen of de tussen partijen in 2012 overeengekomen herstelwerkzaamheden conform het hersteladvies van Alexseal zijn uitgevoerd. De- en montage van losse onderdelen en het geheel schuren en bijspuiten van het motorjacht met Alexseal 442 primer maken geen deel uit van het hersteladvies, zodat de deskundige niet gehouden was om daar nader aandacht aan te besteden.

Als reactie op het commentaar van [appellant] dat niet is onderzocht of conform het hersteladvies van Alexseal alle kitnaden zijn teruggesneden, heeft de deskundige in zijn rapport aangegeven dat hij nu acht jaar na werkzaamheden alleen kan vaststellen dat de kitnaden van de voorste schuine kajuitramen niet afwaterend zijn en dat hij geen uitspraak kan doen of deze wel of niet uitgesneden zijn4. Gelet hierop is van onvolledig onderzoek op dit punt geen sprake.

Met destructief onderzoek en metingen heeft de deskundige ook aandacht besteed aan de hechting van het lakwerk. Gelet op de bevindingen van de deskundige bestond geen aanleiding tot nader onderzoek.2.9

[appellant] meent verder dat in aanvulling op de bevindingen en conclusies van de deskundige moet worden uitgegaan van de eerdere expertiserapportages. Volgens [appellant] conformeert de deskundige zich aan deze rapportages en dient in ieder geval voor wat betreft de gebreken die de deskundige acht jaar na dato niet meer kan vaststellen te worden teruggevallen op deze rapporten, die het volledig overspuiten van het motorjacht rechtvaardigen.2.10

Het hof volgt [appellant] hier niet in. De deskundige heeft bij de beantwoording van de vraag naar de algemene toestand van het herstelverfsysteem het volgende vooropgesteld:

“Er zijn hier en daar zeker een aantal lokale gebreken en applicatie slordigheden (zoals bijvoorbeeld verf over kit in portholes huid bovenwater deel) aanwezig, maar in kwantiteit en afmeting is dit zeker niet meer dan men mag verwachten voor een jacht / verfsysteem na 8 jaar blootstelling aan maritieme condities en gebruiksomstandigheden. Voor de duidelijkheid vermeld ik dat mijn mening gebaseerd is op wat ik op dit moment waarneem. Ik doe geen uitspraak of de waargenomen gebreken kort na applicatie van het herstelverfsysteem aanwezig / waarneembaar waren en wel of niet een zichtbare negatieve invloed op de cosmetische conditie van het motorjacht hadden. Het is na 8 jaar gebruik en blootstelling aan de maritieme omstandigheden eenvoudigweg niet te bepalen of een kleine lokale tekortkoming het gevolg is van applicatie of van andere invloeden.”5.

In reactie op de opmerking van [appellant] dat de diverse inspectierapportages en de daarbij behorende foto’s weergeven dat er het nodige aan de hand was met de uitvoering van het verfsysteem geeft de deskundige aan:

“De diverse inspectierapportages en de daarbij behorende foto’s geven inderdaad hoofdzakelijk weer dat er het nodige aan de hand was met de uitvoering van het verfsystem. Bij het beoordelen van de huidige staat is hier wel degelijk rekening mee gehouden. Echter de lange lijst met uitvoering tekortkomingen die uitgebreid opgesomd staan in de diverse rapporten hebben tot nu toe, hoe serieus deze ook leken te zijn, ruim 8 jaar na applicatie niet tot grootschalig falen van de top coat geleid. (…)”6.

Vervolgens heeft de deskundige op de vraag van [appellant] of de deskundige het realistisch acht dat de nu niet meer te constateren gebreken direct na de oplevering al aanwezig waren, zoals op de destijds gemaakte foto’s te zien valt, en of deskundige de conclusie trekt dat de waarnemingen door de destijds ingeschakelde deskundigen wel juist zijn het volgende aangegeven:

  • “Ik heb inderdaad geconstateerd dat de bevindingen in de inspectie rapportages overeenkomen. Verder heb ik aangegeven dat ik tijdens mijn bezoek blaarvorming op de radar fundatie, niet goed functionerende kitnaden en dergelijke wel heb kunnen waarnemen maar de andere vermelde gebreken helaas niet meer door oorzaken als veroudering top coat, herstel door schildersbedrijf van de Graaff, gebruik slijtage, etc.; (…)
  • Wat betreft de bevindingen en informatie betreffende gebreken in de aangeleverde inspectierapport documenten moet ik helaas constateren dat er geen gebruik is gemaakt van in de verfindustrie genormaliseerde standaarden (…) Daarom kan ik nu op basis van de informatie in de rapporten niet kwalificeren wat 8 jaar geleden daadwerkelijk de ernst en omvang van defecten was. Ik kan nu wel beoordelen dat de huidige conditie van het verfsysteem / top coat als redelijk tot goed te classificeren is en in lijn met wat men mag verwachten van het verfsysteem na 8 jaar;
  • Op de vraag of ik het realistisch acht dat de nu niet meer te constateren gebreken direct na oplevering al aanwezig waren, heb ik (…) hierboven al antwoord gegeven (…) Samenvattend komen de genoemde technische gebreken in de diverse rapporten overeen en het is aannemelijk dat deze gebreken aanwezig waren bij oplevering en dit is een afwijking op het hersteladvies, maar er is niets te kwantificeren aan de hand van deze rapporten en hun foto’s. (…)
  • Voor de duidelijkheid vermeld ik dat de waarnemingen door de destijds ingeschakelde deskundige en Alexseal niet als onjuist bestempelen wil, ze zijn gewoon niet of niet duidelijk gekwantificeerd. (…)7

Over de eerdere rapportages heeft de deskundige ook nog opgemerkt:

“In de beide consultancyrapporten worden verwachtingen uitgesproken over een verkorte levensduur verwachting van het verfsysteem als gevolg van de tekortkomingen en nalatigheden. Het is nu 8 jaar later duidelijk dat de levensduur van het aangebrachte verfsysteem niet noemenswaardig negatief verkort is. Of dit te danken is aan de goede kwaliteit van de verf laat ik in het midden, maar het is nu 8 jaar later wel duidelijk dat de applicatietekortkomingen en het niet voldoende meten en vastleggen van condities en werkzaamheden in dagelijkse logs niet tot groot falen van het aangebrachte verfsysteem heeft geleid.”8.

In deze uitlatingen van de deskundige ligt zeker niet besloten dat de deskundige zich aan de eerdere rapportages conformeert. Anders dan [appellant] meent, bieden deze uitlatingen ook geen grond om – naast de door de deskundige vastgestelde tekortkomingen – de in de eerdere rapportages genoemde gebreken (alsnog) voor juist aan te nemen.2.11

De kritiek van [appellant] richt zich ook op het onderdeel van het deskundigenrapport dat betrekking heeft op de weersomstandigheden waaronder de werkzaamheden zijn uitgevoerd en de gevolgen daarvan voor het uithardingsproces en de eindhardheid van de topcoat. De deskundige stelt wel vast dat de topcoat na applicatie aan vocht en koude winterse condities is blootgesteld, maar meent dat dit niet per definitie hoeft te leiden tot negatieve gevolgen van de kwaliteit van de aangebrachte topcoat. Onder verwijzing naar een e-mailbericht van 27 mei 2021 van [naam1] van Alexseal, is [appellant] het met deze conclusie van de deskundige niet eens. Daarnaast wijst [appellant] er op dat Mast in strijd met artikel 21 Rv onjuiste gegevens over logboeken en de temperatuur naar voren heeft gebracht met geen ander doel dan het hof te laten geloven dat het schilderwerk onder juiste omstandigheden zou zijn uitgevoerd.2.12

Of sprake is van bewust onjuist informeren van het hof en de deskundige door Mast, zoals [appellant] stelt, kan het hof op grond van de beschikbare informatie niet vaststellen. Het hof ziet hierin dan ook geen aanleiding tot toepassing van artikel 21 Rv.

Het hof constateert verder dat de deskundige op vragen van [appellant] over dit punt, onder meer heeft geantwoord:

“In het product blad van de Alexseal Premium 501 top coat staat inderdaad ook een droging / doorharding informatie tabel. Deze tabel geeft niet expliciet aan dat tijdens de uithardingsfase de minimum vereiste temperatuur 15 graden Celcius bedraagt. Hier staat letterlijk dat ‘Ideale applicatie condities – min. 15° C (…) tot max. 30 ° C (…)’ zijn. Dus de ideale applicatie condities tijdens applicatie en niet de minimum condities tijdens droging / doorharding na applicatie. Verder begrijp ik uit de aangeleverde stukken / rapporten dat de top coat na applicatie aan vochtige en koude winterse condities blootgesteld is geweest. Zoals in mijn rapportage vermeld is de huidige conditie van de top coat te classificeren als redelijk tot goed en in lijn met wat men mag verwachten van een 8 jaar oude top coat. De blootstelling aan deze omstandigheden heeft dus niet tot dermate negatieve gevolgen geleid dat dit na 8 jaar tot falen van de top coat heeft geleid. (…)

Om tot een volledige chemische uitharding van een twee componenten verf te komen is een minimum temperatuur over een bepaalde tijdsduur nodig. Als de minimum temperatuur tijdelijk onderbroken wordt en in een later stadium deze minimum temperatuur weer terug is, zal het doorhardingsproces alsnog verder plaats vinden. Als de initiële doorharding van de top coat ver genoeg is om de blootstelling aan koude / natte weersomstandigheden zonder negatieve gevolgen te kunnen doorstaan, hoeft dit per definitie geen negatieve gevolgen voor de kwaliteit van de aangebrachte top coat te hebben. (…)9

Op de stelling ‘ [appellant] constateert dat niet voldaan is aan het herstelrapport alsmede aan de door Alexseal zelf opgestelde applicatie ten aanzien van de uithardingstijd. De concrete vraag van het gerechtshof en [appellant] is dan ook of het niet aan voldoen, meer in het bijzonder het schip meteen na het spuiten naar buiten brengen, consequenties heeft voor de kwaliteit en glans van de lak.’ Heb ik onder een eerder antwoord reeds uitgebreid uitleg gegeven dat hier niet automatisch sprake van hoeft te zijn. (…) De redenering hieronder wil ik derhalve niet veel verder op in gaan dan verwijzen naar mijn uitleg (…) dat doorharding van de top coat na een koude periode bij warmere temperaturen weer verder zal gaan. Dit hoeft per definitie niet negatief voor de uiteindelijke top coat kwaliteit te zijn. (…)”10.

Het hof leidt hieruit af dat de nagelaten metingen en verslaglegging en de blootstelling van de verse topcoat aan koude buitentemperaturen in dit geval volgens de deskundige niet tot (grootschalig) falen van het verfsysteem hebben geleid. Het e-mailbericht van [naam1] doet hier niet aan af, reeds omdat het risico waar [naam1] op wijst zich blijkens de conclusie van de deskundige over de algehele toestand van het herstelverfysteem niet heeft verwezenlijkt.2.13

[appellant] heeft tot slot nog enkele losse verwijten aan het adres van Mast aangevoerd over de uitbesteding van de opdracht door Mast aan Dijkstra en de duur van de herstelwerkzaamheden. Deze verwijten hebben geen betrekking op het onderzoek van de deskundige en de aan hem voorgelegde vraagstelling, zodat het hof hier verder niet op ingaat.2.14

Gelet op het voorgaande concludeert het hof dat in hetgeen partijen hebben aangevoerd geen aanleiding bestaat om van de bevindingen en conclusies van de deskundige af te wijken. Het hof zal het deskundigenbericht daarom volgen.

Gevolgen inhoud deskundigenrapport voor de vorderingen in hoger beroep2.15

Bij de beoordeling van de vraag wat de bevindingen en de conclusies van de deskundigen betekenen voor de beoordeling van de vorderingen in hoger beroep stelt het hof het volgende voorop. [appellant] heeft betoogd dat hem is gebleken van nieuwe tekortkomingen van Mast omdat Mast in 2009 niet alle losse onderdelen heeft gedemonteerd en hij het motorjacht niet geheel heeft geschuurd en heeft geprimed. Daargelaten dat [appellant] zelf stelt dat deze nieuwe verwijten geen onderdeel van deze procedure vormen en Mast bovendien betwist dat dit nieuwe feiten betreft, is voor het hof – mede gelet op het verweer van Mast op dit punt – niet komen vast te staan dat partijen in 2009 zijn overeengekomen dat alle door [appellant] genoemde losse onderdelen gedemonteerd zouden worden en dat het gehele motorjacht opnieuw in de primer zou worden gezet. Het hof zal deze verwijten bij de verdere beoordeling dan ook buiten beschouwing zal laten. Dit maakt het bewijs dat [appellant] door overlegging van een fotorapportage op de laatste zitting nog heeft aangeboden niet terzake dienend. Bovendien is dit bewijsaanbod tardief.2.16

Op grond van het deskundigenbericht en hetgeen naar aanleiding van de bezwaren van partijen op het deskundigenbericht in het voorgaande is overwogen, bestaat ook geen grond voor het aannemen van geen of meer gebreken dan de deskundige heeft vastgesteld, zoals Mast respectievelijk [appellant] hebben aangevoerd.2.17

Het hof stelt op basis van het deskundigenrapport wel vast dat Mast op vier punten is afgeweken van het hersteladvies van Alexseal en dat deze afwijkingen op twee punten hebben geleid tot gebreken die herstel behoeven. Dit levert tekortkomingen door Mast op. Het hof is met Mast van oordeel dat deze tekortkomingen, gelet op de aard en ernst daarvan en bezien in relatie tot de omvang van de door Mast uitgevoerde werkzaamheden en de zienswijze van de deskundige over de algemene toestand van het motorjacht, geen algehele ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigen. Ook niet als het hof daarbij betrekt dat het werkzaamheden tot herstel betreft waarin de deskundige tekortkomingen heeft vastgesteld. Wel acht het hof een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst op zijn plaats. De vordering van [appellant] heeft weliswaar betrekking op volledige ontbinding maar dat staat er niet aan in de weg dat het hof ook het mindere kan toewijzen. Het hof zal een gedeeltelijke ontbinding toewijzen in de vorm van een vermindering van de aanneemsom ter zake van het herstel van de gebreken. Dat herstel bestaat uit (1) het corrigeren van de niet afwaterende kitnaden op de onderzijde van de voorste schuine kajuitramen en herstel van de hierdoor ontstane lokale corrosie en (2) herstel van de spleetcorrosie op de RVS stootlijst. De kosten van dit herstel zijn door de deskundige begroot op € 1.800,- exclusief btw respectievelijk

€ 2.400,- exclusief btw. Het hof gaat er bij gebrek aan aanwijzingen voor het tegendeel vanuit dat deze kosten gelijk zijn aan de waarde van de werkzaamheden die Mast destijds ter uitvoering van de overeenkomst met [appellant] heeft verricht. Verder zijn hierin ook de kosten inbegrepen van herstel van de door de deskundige geconstateerde blaarvorming en zakkers op de ventilatieroosters11. Indien genoemde bedragen worden vermeerderd met 21% btw – [appellant] heeft de opdracht aan [appellant] verstrekt in zijn hoedanigheid van particulier – leidt dit tot een totaalbedrag van € 5.082,-. In zoverre acht het hof de vordering van [appellant] toewijsbaar.2.18

De ingangsdatum van de verschuldigdheid van de wettelijke rente is het moment waarop de schuldenaar ter zake van de nakoming van de betrefende verbintenis in verzuim is. Aangezien bij dit arrest de gedeeltelijke ontbinding wordt uitgesproken is voornoemd bedrag per heden opeisbaar. Daarmee is Mast nog niet in verzuim met terugbetaling van dit bedrag. De vordering met betrekking tot de wettelijke rente over dit bedrag is toewijsbaar op de na te melden wijze.2.19

In het tussenarrest van 19 februari 2019 heeft het hof reeds geoordeeld dat de door [appellant] gevorderde aanvullende schadevergoeding aan huur van loodsen en verrichtte noodreparaties en herstelwerkzaamheden niet voor toewijzing in aanmerking komt. Over de vergoeding van de expertisekosten heeft het hof nog niet beslist. [appellant] vordert € 588,- exclusief btw ter zake van kosten van het expertiserapport van SHR en € 1.050,- exclusief btw ter zake van kosten van het expertiserapport van CCS. Naar het oordeel van het hof gaat het hier om kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW. Mast heeft betwist dat deze kosten redelijk zijn en redelijkerwijs gemaakt dienden te worden om gebreken aan te voeren. Hoewel de deskundige in het door het hof gelaste deskundigenbericht uiteindelijk tot andere conclusies is gekomen, is het niet onredelijk te noemen dat [appellant] destijds experts in de arm heeft genomen en heeft laten rapporteren. Dat de expertisekosten niet in verhouding staan tot de door de experts uitgevoerde werkzaamheden en/of anderszins onredelijk zijn, heeft Mast niet nader onderbouwd en is het hof ook niet gebleken. Het hof acht het door [appellant] in totaal gevorderde bedrag aan expertisekosten van € 1.638,- exclusief btw daarom toewijsbaar. Het hof zal voor de ingangsdatum van de wettelijke rente over dit bedrag aansluiten bij de gevorderde datum van dagvaarding (2 november 2015).2.20

Resteert de vraag of [appellant] bevoegd was tot opschorting van zijn betalingsverplichting. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend. De tekortkomingen van Mast die het hof na het deskundigenbericht heeft vastgesteld rechtvaardigen in dit geval geen opschorting van de resterende betalingsverplichting.

Slotsom2.21

De conclusie is dat het hoger beroep deels slaagt. Het bestreden vonnis moet voor zover het de conventie betreft worden vernietigd. De vorderingen van [appellant] zullen alsnog gedeeltelijk worden toegewezen. Omdat partijen in conventie over en weer in het gelijk en ongelijk zijn gesteld, zal het hof de proceskosten in eerste aanleg voor zover het de conventie betreft compenseren. Het hoger beroep brengt ten aanzien van de proceskostenveroordeling in reconventie geen wijziging.2.22

In de uitkomst van de procedure ziet het hof aanleiding om de proceskosten van het hoger beroep te compenseren. Dit brengt tevens mee dat de kosten van het deskundigen-bericht ieder voor de helft voor rekening van partijen komen. Nu [appellant] de kosten van het deskundigenbericht al geheel heeft voldaan, zal Mast nog wel worden veroordeeld tot voldoening van de helft van die kosten, door het hof in begrotingsbeschikking bepaald op

€ 14.518,06 inclusief btw, aan [appellant] .

3De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van

15 juni 2016, voor zover [appellant] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk is verklaard en [appellant] is veroordeeld in de proceskosten in conventie en doet in zoverre opnieuw recht;

ontbindt de tussen [appellant] en Mast bestaande overeenkomst voor zover het de schilderwerkzaamheden met betrekking tot de kitnaden en de RVS stootlijst betreft;

veroordeelt Mast om aan [appellant] te betalen een bedrag van € 5.082,- inclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest, en een bedrag van € 1.638,- exclusief btw, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf

2 november 2015;

compenseert de proceskosten in eerste aanleg in conventie, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

bekrachtigt het vonnis voor het overige;

compenseert de kosten van de procedure in hoger beroep, in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen, alsmede ieder de helft van de kosten van het deskundigenbericht;

veroordeelt Mast om aan [appellant] de helft van de kosten van het deskundigenbericht, te weten een bedrag van € 7.259,03 inclusief btw, te voldoen;

verklaart de in dit arrest uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, J. Smit en M.M. Lorist en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op

1 maart 2022.

1HR 3 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1468 en HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:279.

2P. 17 deskundigenbericht.

3P. 18 deskundigenbericht.

4P. 27 deskundigenrapport.

5P. 9 deskundigenrapport.

6P. 20 deskundigenrapport.

7P. 26-27 deskundigenrapport.

8P. 16 deskundigenrapport.

9P. 24 deskundigenrapport.

10P. 25 deskundigenrapport.

11Vgls. p.16 deskundigenrapport.