Uitspraak van de week 29/04/2022
Week IV april 2022:
ECLI:NL:GHDHA:2022:703
Uitspraak delenInstantieGerechtshof Den HaagDatum uitspraak12-04-2022Datum publicatie29-04-2022Zaaknummer200.276.902-01
RechtsgebiedenCiviel recht
Bijzondere kenmerkenHoger beroep
Inhoudsindicatie
Partijen dreven in vennootschapsvorm een onderneming gericht op het vervoer van wedstrijdboten. Na een zakelijk conflict hebben partijen een gesprek gevoerd over de afwikkeling van hun samenwerking. De te beantwoorden vraag is of daarbij overeenstemming is bereikt of juist niet. Op basis van het transcript van dat opgenomen gesprek en de gedragingen nadien, neemt het hof een overeenkomst aan, nu over alle essentialia overeenstemming is bereikt. Geen dwaling bij het aangaan van de overeenkomst, omdat de gegevens waarvan bij het sluiten van de overeenkomst is uitgegaan, voldoende duidelijk en aannemelijk zijn.VindplaatsenRechtspraak.nl
Verrijkte uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.276.902/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/577300/HA ZA 18-806
arrest van 12 april 2022
in de zaak van
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
en
FUMANIS INVESTMENT COMPANY BV,
gevestigd te Rotterdam,
appellanten,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [appellant] c.s.,
advocaat: mr. S.W. van Zijll te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde 1] ,
en
[geïntimeerde 2] ,
beiden wonend te [woonplaats] ,
en
DEWIDO BV,
gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerden,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [geïntimeerde 1] c.s.,
advocaat: mr. M.P.A. Bos te Utrecht.
1Waar het in deze zaak over gaat
DeWiDo BV is een bedrijf dat zich bezighoudt met gespecialiseerd vervoer van wedstrijdroeiboten. Het bedrijf vormde vanaf 2011 een samenwerkingsverband tussen de aandeelhouders [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en Fumanis, waarbij [appellant] werkzaam was via Fumanis BV, waarvan hij grootaandeelhouder is. De feitelijke activiteiten van DeWiDo werden verricht in het verband van een VOF. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben begin 2018 het vertrouwen in [appellant] opgezegd en daarbij is volgens [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] mondeling een overeenkomst gesloten, waarbij [appellant] (en daarmee ook Fumanis) feitelijk en juridisch uit het samenwerkingsverband zou stappen onder de verplichting voor [appellant] nog een bedrag van € 20.000 te betalen aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . [appellant] heeft dat bedrag niet betaald en hij heeft evenmin meegewerkt aan de verdere afwikkeling van zijn belangen en die van Fumanis in DeWiDo. [appellant] c.s. stellen zich op het standpunt dat er geen overeenkomst tussen partijen is gesloten, althans dat die overeenkomst vernietigbaar is op grond van bedreiging en/of dwaling. [appellant] c.s. erkennen wél de vertrouwensbreuk, maar wensen op hun beurt een andere financiële afwikkeling van hun belangen; verder stellen zij dat zij schade hebben geleden door het handelen van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] na de vertrouwensbreuk onder meer door de activiteiten van DeWiDo onder te brengen in een andere vennootschap. Verder hebben partijen nog een verschil van mening over de vraag of een door de echtgenote van [appellant] in december 2014 aan DeWiDo gezonden factuur wel betaald mocht worden door [appellant] .
2Het procesverloop
2.1.
Bij exploot van 6 februari 2020 zijn [appellant] en Fumanis in hoger beroep gekomen van het door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 6 november 2019.2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
– de memorie van grieven met producties;
– de memorie van antwoord;
– de akte van [appellant] c.s. met producties;
– de antwoordakte van [geïntimeerde 1] c.s. met producties.2.3.
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
3De feiten
3.1.
De door de rechtbank in het vonnis van 6 november 2020 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan, te weten:3.2.
Op 9 februari 2011 is DeWiDo BV opgericht (hierna: DeWiDo). De aandelen in DeWiDo worden inmiddels gehouden door [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en Fumanis. Bestuurders van DeWiDo zijn [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . Tot 12 juni 2018 waren ook Fumanis (sinds 9 februari 2011) en [appellant] (sinds 29 oktober 2014) bestuurders van DeWiDo.3.3.
Op 1 mei 2012 is DeWiDo Beheer en Verhuur v.o.f. opgericht. Vennoten in DeWiDo v.o.f. zijn [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant] . In de Vof zit een groot deel van de feitelijke activiteiten.3.4.
[appellant] is (enig) aandeelhouder en gevolmachtigde van Fumanis. Bestuurder van
Fumanis is de heer [X] (de vader van [appellant] ). [appellant] is gehuwd met [Y] .3.5.
Op 22 januari 2018 hebben [appellant] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] een tweetal gesprekken gevoerd, waarbij [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] het vertrouwen in [appellant] hebben opgezegd en een voorstel hebben gedaan om hun onderlinge samenwerking af te wikkelen. Van het tweede gesprek is een geluidsopname beschikbaar.3.6.
Op 22 januari 2018 om 15:53 uur heeft [appellant] een e-mail verzonden aan [geïntimeerde 1] en
[geïntimeerde 2] . In de e-mail, die als onderwerp “Mijn voorwaarden” heeft, is onder meer het
volgende vermeld:
“Ben het niet mee eens dat ik als fraudeur wordt neergezet ingezien ik altijd alles
gecommuniceerd heb. Ik heb keer op keer moeite genomen om het uit te leggen en heb jullie nooit onder druk laten tekenen. Nu zo weggezet worden en uit systemen (Dragonfly) worden gezet voor ik me kan beraden, laat dan ook maar zitten.
Ik voel me eruit gedrukt en bedrijgt op basis van jullie aanpak. Dit een breuk van vertrouwen om dit niet meer goed te maken is.
De waarde die jullie bieden is niet ok want het is 140/3=47 minimaal en was bereid 75 te betalen voor aandelen Gerard, niet -20 (+1/3 kas)! Maar nergens wordt bedrijfswaarde genoemd of in 2017 aangeschafte Activa.
Daarom wil ik het zo hebben dat ik niet fiscaal nog verder het schip in ga. => Moeten we verder uitdiepen maar komt er op neer dat als ik niks krijg ik ook nergens belasting over ga betalen.
Toch wil ik de deal nemen op voorwaarde dat
1. Deze valse beschuldigingen hiermee stoppen. Intern en Extern!
2. Als dit toch gebeurd wil ik de waarde en de berekening kunnen aanvechten Want het part of the deal.
3. Ik wil per nu nergens meer voor verantwoordelijk worden gehouden.
4. Ga geen WAB paria worden, blijf recht behouden WAB bezoeker, sporter, etc. te zijn.
5. Klaar is klaar we begraven dit voor goed.
6. Wil alle spullen die van mij zijn op kunnen blijven halen, ook als ik me later dingen herinner.
7. Alle kosten (direct en indirect) voor overdracht zijn voor kosten van jullie. Met die 20 is het klaar 100% klaar en wil ik er niks meer over horen.
8. Wil het asap geregeld hebben, jullie zijn trekker van de kar. 9 feb deadline?
9. Uitschrijving uit medeschuldenaar voor alle DeWiDo verplichtingen (e.g. Sprinterfinanciering).
10. Toegang tot Wrike behouden tot eindejaar.
11. Sta vrij om andere activiteiten te ontplooien ook in deze transportsector en voor al onze klanten.
12. Telefoonnummer, telefoon laptop behouden.
13. Gevolgen lage aandelen prijs bij overdrachtelijk risico voor jullie mocht overheid moeilijk doen.
14 Ik laat diverse lopende zaken verder gaan. Ik stop hier geen tijd meer in => tijdens wandeling wel akkoord met informatie overdracht.
15. Mail naar relaties + belletje, jullie mogen niet uit mijn naam mailen. Mail wordt wel
doorgestuurd naar P&G.
16. Vastleggen in overeenkomst. (…) ”3.7.
Bij e-mail van 23 januari 2018 van 07:50 uur heeft [appellant] aan een relatie
medegedeeld dat [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] het aandeel van [appellant] in (onder meer) DeWiDo
overnemen. Op 24 januari 2018 heeft [appellant] verder een e-mail gestuurd aan [geïntimeerde 2] (en in kopie aan [geïntimeerde 1] ), met als onderwerp “Overzetten contract en telefoonnummer Vodafone”. In deze e-mail heeft [appellant] [geïntimeerde 2] verzocht om het “Formulier contractoverdracht zakelijk” van Vodafone te ondertekenen en aan [appellant] te retourneren.3.8.
Op 26 januari 2018 hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] een (concept)
vaststellingsovereenkomst aan [appellant] toegezonden (productie 10 bij inleidende dagvaarding). [appellant] heeft op 26 januari 2018 om 17:09 uur als volgt gereageerd:
“(…) Na de afgelopen dagen wat uitzoekwerk gedaan te hebben, heb ik besloten dat ik er behoefte aan heb om ondersteuning in te schakelen (…) zodat we correct deze situatie kunnen afhandelen op een manier die recht doet aan de gemaakte afspraken. (…) “ Hierbij heeft [appellant] het bureau Byfusion ingeschakeld.3.9.
Op 29 januari 2018 hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] een toelichting op de
vaststellingsovereenkomst aan [appellant] doen toekomen. In deze toelichting is onder meer het
volgende vermeld:
“(…) De afrekening bestaat uit de volgende componenten:
[appellant] dient derhalve E 20.445,86 te betalen. Op 22 januari 2018 is op een bedrag van € 20.000 te betalen door [appellant] overeenstemming bereikt.
(…) Conclusie. De VSO behandelt alle onderwerpen die behandeld moeten worden om zakelijk uit elkaar te gaan. De VOF wordt beëindigd en verdeeld, voor de BV wordt het bestuurderschap beëindigd en de aandelen verkocht, de managementovereenkomst eindigt en er is een fiscaal gunstige afrekening voor [appellant] , zoals door hem gevraagd.
[appellant] heeft zelfde datum van 9 februari 2018 genoemd dat hij alles afgehandeld wil hebben. De notaris dient tijdig over een getekende VSO te beschikken om de levering van de aandelen te kunnen doen voor of op 9 februari. Daarom dient de VSO uiterlijk donderdag a.s. 1 februari 2018 te worden ondertekend.
Byfusion kan aan het bovenstaande niks toevoegen. Hun bemoeienis werkt contraproductief en hun expertise ligt bij de waardering. Die is juist al overeen gekomen, en in de vaststelling van de overeengekomen waarde zitten niet de risico ’s.
Kortom, zowel inhoudelijk als voor de uitwerking is [appellant] een heel acceptabel voorstel gedaan. Het is niet meer dan redelijk om te verlangen dat dat snel wordt geaccepteerd. (…) “3.10.
Bij e-mail van 29 januari 2018 van 14:47 uur heeft [geïntimeerde 1] onder meer het
volgende geschreven aan [appellant] :
“(…) We hebben vorige week maandag afspraken gemaakt en daar heb je je akkoord op gegeven. Een traject met waarderingen etc. is niet aan de orde, we hebben de waarde onderling vastgesteld en daar gaan we niet meer over praten. Er ligt een nette vaststellingsovereenkomst en die moet je asap tekenen, verder willen we niets meer met jou of Fumanis in het bedrijf te maken hebben dus jullie moeten er per direct als bestuurder uit.
Als je bang bent voor fiscale risico ’s gaan deze adviseurs je overigens niet helpen. Het fiscale risico bij de verdeling van de VOF zit niet bij jou – als je meent dat de VOF voor een te laag bedrag zou zijn gewaardeerd (wat raar zou zijn want het is je eigen waardering uit december 2017) zit het risico bij ons als verkrijgende partij. Voor de aandelen mogen we conform de statuten eenparig een prijs vaststellen en dal hebben we al gedaan, op E 6 000 voorjouw aandelen. Daar valt dus ook niks aan te onderzoeken. Verder is het altijd jouw constructie geweest en als je nu risico ’s ziet, dan zijn die part of the deal.
Je hebt tot vanmiddag 17 uur om te bevestigen dat Fumanis woensdagochtend als aandeelhouder bij de AVA is en dat we eenparig kunnen stemmen over het ontslag van jou en Fumanis als bestuurder.
Mochten we die bevestiging niet ondubbelzinnig op de mail van je hebben om 17 uur dan gaan wij een rondje bellen, want dan zijn de afspraken van afgelopen maandag met jou kennelijk niks waard”.3.11.
Op 29 januari 2018 om 16:08 uur heeft [appellant] onder meer als volgt gereageerd op
de hiervoor onder 2.12 bedoelde e-mail van [geïntimeerde 1] :
(..) Ik reageer hier op, op persoonlijke titel omdat dit helemaal de verkeerde kant op gaat ten opzichte van mijn intenties. Laat ik de volgende dingen duidelijk maken.
1. Het is niet mijn attentie de deal te schenden!! Ik wil dit gewoon netjes en snel afronden
conform de gemaakte afspraken. Wat ik Byfusion gevraagd heb is om te kijken naar welke
stappen we voor dit proces moeten doorlopen zodat we niks over slaan. Volgens Byfusion
hebben ze die stukken daarvoor nodig.
2. De kosten van Byfusion zijn niet voor rekening van DeWiDo maar voor mij zelf, daar hoeven jullie geen zorgen over te maken.
3. En ja ik heb ze volledig ingelicht over gehele situatie in detail.
4. Met betrekking tot de AVA wil ik er best mee akkoordgaan dat deze woensdag wordt
gehouden als het onderwerp puur is het ontslaan van mij en Fumanis als bestuurders. Ik heb
geen interesse nog belang aan het nog langer bestuurder zijn van DeWiDo bv gezien de
manier waarop dit gaat. Omdat jullie meerderheid van stemmen hebben hoef ik daar
volgens mij niet bij aanwezig te zijn.
5. Wat betreft het contract vind ik het echter niet vreemd dat we even tijd voor vragen om daar op te reageren. In eerste oogopslag stond niet alles wat we hebben afgesproken daar in. Ik heb het concept op vrijdag middag ontvangen terwijl ik dat dinsdag middag zon krijgen. Is
het dan eerlijk dat ik daar binnen een dag een gefundeerde reactie op moet geven of moet
tekenen? We hebben gezegd dat we mikken op 9 februari, niet 31 januari. Door er deze druk
op te leggen, gaat het volgens mij juist alleen maar langzamer en slechter.
6. Mochten jullie met “een rondje bellen ” bedoelen dat jullie mijn relatie gaan bellen om mij
van dingen te gaan beschuldigen, dan vind ik dat jullie dan onnodig de grens over gaan. Ik
heb daarom [Z] gevraagd hierin te bemiddelen. Jullie breken daarmee juist de deal en ik
zal jullie aansprakelijk houden voor alle schade die ik daar door zou kunnen oplopen. Dan
is er dus geen deal meer. Hopelijk is het hiermee duidelijk? En zien jullie af van verdere acties? (…) “3.12.
Op 31 januari 2018 heeft de adviseur van [appellant] ( [Z] van Byfusion)
aan de adviseur van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] bericht dat hij de afrekening onjuist vindt – meer in het bijzonder met betrekking tot de waardering van de activa en de reserves in DeWiDo – met een cijfermatige toelichting en daarbij heeft hij aangegeven dat [appellant] en Fumanis nog een bedrag te goed hebben van € 45.484,66. Verder heeft hij [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] erop gewezen dat zij geen relaties van [appellant] dienden te benaderen om hun visie op de zaak te geven.3.13.
In de aandeelhoudersvergadering van 12 juni 2018 zijn Fumanis en [appellant] ontslagen
als bestuurders van DeWiDo.3.14.
In november 2018 hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] meerdere ondernemingen opgericht,
die verder gezamenlijk zullen worden aangeduid als WeCargo.
4De procedure bij de rechtbank
4.1.
In eerste aanleg vorderden [geïntimeerde 1] c.s. nakoming van de hiervoor bedoelde overeenkomst inhoudende – samengevat – dat Fumanis diende mee te werken aan de notariële overdracht van de aandelen DeWiDo BV onder verbeurte van een dwangsom, en indien Fumanis niettemin haar medewerking zou blijven weigeren, dat het vonnis in plaats zou treden van de handtekening van Fumanis onder de notariële akte.
Verder om mee te werken aan de uitschrijving van [appellant] bij de Kamer van Koophandel als vennoot in DeWiDo Vof onder verbeurte van een dwangsom, en indien [appellant] zijn medewerking niettemin zou blijven weigeren, het vonnis in de plaats kan treden van de handtekening van [appellant] . Ook dienden [appellant] en Fumanis als hoofdelijk schuldenaar een bedrag van €20.000,– te betalen aan [geïntimeerde 1] c.s., althans een bedrag van € 36.711,– .
Ten slotte vorderden [geïntimeerde 1] c.s. van [appellant] en/of zijn echtgenote (hoofdelijk) een bedrag van € 7.623,– als schade dan wel onverschuldigde betaling.4.2.
In reconventie vorderden [appellant] c.s. voorwaardelijk – samengevat – de overname van de aandelen in DeWiDo en daarbij te bepalen dat [geïntimeerde 1] c.s. een vergoeding voor overbedeling verschuldigd zijn alsmede het bepalen van de hoogte daarvan. Verder vorderden [appellant] c.s. onvoorwaardelijk een verklaring voor recht dat [geïntimeerde 1] c.s. onrechtmatig heeft gehandeld door de activiteiten van DeWiDo BV en VOF DoWiDo onder te brengen in een andere vennootschap en dat zij aansprakelijk zijn voor de daardoor veroorzaakte schade, nader op te maken bij staat. Eenzelfde verklaring voor recht werd ook gevorderd voor de omstandigheid dat [geïntimeerde 1] c.s. de concept jaarrekening 2017 eerst in 2019 aan Fumanis ter beschikking hebben gesteld. Ten slotte dat [geïntimeerde 1] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld ten opzicht van [appellant] en zijn echtgenote [Y] .4.3.
Bij eindvonnis van 6 november 2019 heeft de rechtbank in conventie de vorderingen van Wevers c.s. toegewezen, met uitzondering van de gevraagde dwangsommen en de vordering tegen [Y] , en die van [appellant] en Fumanis in reconventie afgewezen. Kort samengevat heeft de rechtbank overwogen dat er tussen [geïntimeerde 1] c.s. en [appellant] op 22 januari 2018 een rechtens geldige (volwaardige) overeenkomst tot stand was gekomen, zodat [appellant] en Fumanis deze ook dienden na te komen. Voor de vorderingen van [appellant] c.s. is daarom geen plaats meer. [appellant] diende verder het door DeWiDo BV aan zijn echtgenote betaalde bedrag terug te betalen, omdat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 2:239 lid 6 BW (eigen belang laten voorgaan op dat van de vennootschap).
5De vordering en het verweer in hoger beroep
5.1.
[appellant] c.s. vorderen dat het (eind)vonnis van 6 november 2019 zal worden vernietigd, en dat de vorderingen van [geïntimeerde 1] c.s. alsnog integraal zullen worden afgewezen. Verder dat voor recht zal worden verklaard dat er geen sprake is van een rechtsgeldig tot stand gekomen overeenkomst, althans dat deze tot stand is gekomen onder dwaling althans bedreiging, dan wel dat deze in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, althans dat [appellant] voorwaarden heeft gesteld in die overeenkomst die zijn geschonden.
Verder vorderen [appellant] c.s. een verklaring voor recht dat de waarde van de aandelen opnieuw dient te worden vastgesteld en dat [appellant] c.s. recht hebben op betaling van het positieve verschil, onder finale kwijting. Ten slotte dat sprake is van onrechtmatig handelen van [geïntimeerde 1] c.s. waarbij [appellant] c.s recht hebben op een schadevergoeding nader op te maken bij staat.5.2.
[geïntimeerde 1] c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis waarvan beroep en afwijzing van de vorderingen van [appellant] c.s.
6De beoordeling in hoger beroep
[appellant] c.s. hebben acht grieven aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank, waarbij de laatste grief ziet op de veroordeling van [appellant] tot betaling van schade aan DeWiDo vanwege onzuiver handelen als bestuurder van DeWiDo door betaling van de factuur van zijn echtgenote.
De grieven I tot en met III zien op de vraag of een volwaardige (mondelinge) overeenkomst tot stand is gekomen. Grief VII stelt opnieuw het aspect van de dwaling door [appellant] aan de orde bij het aangaan van deze overeenkomst. Grief IV heeft betrekking op de stelling van [appellant] dat de voorwaarden waaronder de overeenkomst is gesloten door [geïntimeerde 1] c.s. niet zijn nagekomen evenals het aspect van de finale kwijting met betrekking tot de factuur van zijn echtgenote.
Met de grieven V en VI stellen [appellant] c.s. het handelen van [geïntimeerde 1] c.s. bij het waarderen van de aandelen van Fumanis aan orde als in strijd met de artikelen 2:201 en 6:162 juncto 2:8 en 2:9 BW.
7De beslissing
Is er een overeenkomst gesloten?7.1.1
De eerste en meest wezenlijke vraag die in dit geding voorligt is of partijen op 22 januari 2018 een wilsovereenstemming hebben bereikt, zoals die voorligt in de concept vaststellingsovereenkomst, die op 26 januari 2018 door [geïntimeerde 1] c.s. is gezonden aan [appellant] .
[geïntimeerde 1] c.s. beroepen zich daarbij allereerst op de opname van het gesprek tussen hen en [appellant] van 22 januari 2018 én hebben verder gewezen op de gedragingen van [appellant] ook nog nadien. [appellant] stelt in essentie dat er op die 22e januari 2018 slechts overeenstemming is bereikt dat hij en Fumanis DeWiDo zou verlaten, maar dat hij een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking tot de door [geïntimeerde 1] c.s. voorgestelde wijze van afwikkeling meer in het bijzonder de gestelde financiële voorwaarde van ‘bijbetaling’ van een bedrag van € 20.000,–
Dat [appellant] handelde in persoon maar ook namens Fumanis (waarin hij de aandelen hield) staat tussen partijen overigens niet ter discussie.7.1.2
Evenals de rechtbank stelt het hof voorop dat op grond van artikel 6:217
lid 1 BW een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan.
Aanbod en aanvaarding zijn eenzijdige rechtshandelingen. De zogenoemde
wilsvertrouwensleer van de artikelen 3:33 en 3:35 BW is daarop van toepassing. De vraag
of een overeenkomst met een bepaalde inhoud tot stand is gekomen, moet worden
beantwoord aan de hand van de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over
en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van
wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
Kern van het verhaal is dat [appellant] en Fumanis uit het samenwerkingsverband met [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] binnen DeWiDo zouden stappen waarbij [appellant] nog een bedrag van € 20.000,– zou (terug) betalen. Dat volgt zowel uit de transcriptie van het – heimelijk – opgenomen gesprek van 22 januari 2018 als ook uit de daarmee overeenstemmende vaststellingsovereenkomst, zoals die op 26 januari 2018 door [geïntimeerde 1] c.s. aan [appellant] is toegestuurd. Daarmee zijn de essentialia van de overeenkomst voldoende duidelijk en bepaald. Bovendien, en dat acht het hof van wezenlijk belang, heeft [appellant] in zijn e-mail van 29 januari 2018 (zie rov. 3.11 hiervoor) duidelijk te kennen gegeven dat hij “de deal’ niet wilde schenden, dat in de conceptovereenkomst ‘niet alles stond wat we hebben afgesproken’ en dat hij Byfusion heeft gevraagd ‘om te kijken naar welke stappen we voor dit proces moeten lopen zonder niks over te slaan’. Met geen woord wordt meer gerept over het door [appellant] c.s. te betalen bedrag van € 20.000,–, noch over het feit dat [appellant] en Fumanis zich uit DeWiDo zullen terugtrekken. Eenzelfde strekking kende overigens ook al de e-mail van [appellant] van 22 januari 2018 (zie rov. 3.6 hiervoor) waarin [appellant] niet alleen aangeeft dat ‘het met die 20 100% klaar is’, maar ook daaraan voorafgaand uitdrukkelijk overweegt dat volgens hem het door [geïntimeerde 1] c.s. geboden bedrag voor de aandelen weliswaar volgens hem toch niet juist is, maar ook dat hij daardoor in ieder geval geen (nadere) problemen met de fiscus wenst. Deze laatste opmerkingen vallen volgens het hof in redelijkheid niet anders te begrijpen -en zo hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] het mogen begrijpen- dan dat [appellant] -wellicht min of meer ‘nolens volens’ – de afspraken in de bovenbedoelde zin met [geïntimeerde 1] c.s. heeft omarmd om maar van alle verdere gedoe af te zijn.
De conclusie moet dan ook zijn dat partijen een overeenkomst hebben gesloten, die [appellant] c.s. de verplichting oplegde om uit DeWiDo te stappen én bovendien aan [geïntimeerde 1] c.s. een bedrag diende te betalen van € 20.000,–.
Is deze overeenkomst onderhevig aan een wilsgebrek?7.2.1
Het hof stelt allereerst vast dat met grief VIII uitsluitend wordt opgekomen tegen het oordeel van de rechtbank dat geen dwaling bij [appellant] bij het aangaan van de overeenkomst kan worden aangenomen. Het aspect van de bedreiging, dat eveneens is beoordeeld door de rechtbank, wordt verder door [appellant] c.s. niet meer aan de orde gesteld evenals de in eerste aanleg gestelde strijd met de redelijkheid en billijkheid. Weliswaar wordt in het petitum daaraan nog wél een vordering gekoppeld, maar een (voldoende toegelichte) grief valt daartoe niet meer te lezen in de memorie. Ook [geïntimeerde 1] c.s. heeft, gezien zijn memorie van antwoord, ter zake van de afwijzing door de rechtbank van de door [appellant] gestelde bedreiging en strijd met de redelijkheid en billijkheid geen grief onderkend.
Ter toelichting op de grief heeft [appellant] gewezen op het feit dat [geïntimeerde 1] c.s. een onjuiste voorstelling van zaken hebben gegeven over de cijfermatige achtergrond van het moeten betalen van een bedrag van € 20.000,–. Daarbij heeft [appellant] als gevolg van deze onjuiste voorstelling van zaken uiteindelijk ingestemd met zijn vertrek uit DeWiDo en met name de verplichting om voornoemd bedrag te betalen. Dit terwijl aan deze cijfermatige onderbouwing geen gedegen boekenonderzoek ten grondslag lag, maar [geïntimeerde 1] c.s. dat wél hadden benadrukt.7.2.2
Tussen partijen staat genoegzaam vast dat medio/eind 2017 gesproken is over het terugtreden door [geïntimeerde 1] uit het samenwerkingsverband en dat daarbij [geïntimeerde 1] de gelegenheid had om een boekenonderzoek te doen teneinde te kunnen bepalen tegen welke prijs hij kon/wilde uitstappen. Daarbij is [geïntimeerde 1] kennelijk gestuit op een aantal betalingen door [appellant] aan zichzelf, waarvoor [geïntimeerde 1] en kennelijk later ook [geïntimeerde 2] niet direct een verklaring konden vinden, terwijl daaruit wél was gebleken dat [appellant] veel meer had ontvangen dan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] . Tegen die achtergrond hebben de gesprekken tussen [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [appellant] op 22 januari 2018 plaatsgevonden. [appellant] was degene die binnen DeWiDo de financiën regelde en beheerde. Als geen ander was hij dus op de hoogte van de financiële positie van DeWiDo en de jaarlijkse inkomsten en uitgaven. Hij heeft zich na verwijten van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] over de te hoge betalingen aan zichzelf, meer in het bijzonder over 2017, in de gesprekken niet verweerd met de stelling dat daar niets van klopte, hoogstens dat hij geen fraude had gepleegd. Dat overigens [geïntimeerde 1] c.s. hun stellingen op dit punt niet ‘zomaar’ hebben geponeerd, valt verder ook af te leiden uit het eerst later – op 29 januari 2018 – aan [appellant] ter toelichting op hun berekening toegezonden overzicht. Dat [appellant] het uiteindelijk met deze berekeningen op tal van punten – te hoge opnames en de waardering van de activa en reserves – niet eens is doet niet af aan het feit dat [geïntimeerde 1] c.s. deze in hun ogen juiste berekening ten grondslag hebben gelegd aan het aangaan van de overeenkomst met [appellant] en ook dat [appellant] daar genoegen mee heeft genomen. De kwestie van de berekening van het door [appellant] te betalen bedrag is , zo blijkt ook uit de transcriptie, in het gesprek uitdrukkelijk aan de orde gekomen. Dat deze voorstelling van zaken – ook achteraf bezien – onjuist is geweest, en dat [geïntimeerde 1] c.s. daarvan ten onrechte zijn uitgegaan valt niet vast te stellen. Van dwaling op grond van een door [geïntimeerde 1] c.s. gegeven onjuiste voorstelling van zaken (artikel 6: 228 lid 1 en onder a BW) is daarom geen sprake.
Zijn voorwaarden voor nakoming geschonden?7.3.1
In grief IV stellen [appellant] c.s. dat [geïntimeerde 1] c.s. de voorwaarde dat partijen geen derden zouden betrekken in hun conflict hebben geschonden en dat daarom [appellant] c.s. niet gehouden zijn om de overeenkomst na te komen. Meer in het bijzonder doelen [appellant] c.s. daarbij op het betrekken van de echtgenote van [appellant] in een procedure, het sturen van een e-mail aan een medewerkster van DeWiDo, de mededeling aan een webprovider dat [appellant] niet te vertrouwen is, de telefoonopname van een gesprek met een vriend van [appellant] , waarin geklaagd wordt over [appellant] , het zenden van brieven aan de vader van [appellant] in deze kwestie en het negeren van de finale kwijting door [appellant] te betrekken in een procedure over de factuur van zijn echtgenote.7.3.2
Hoewel [appellant] niet specifiek benoemt om welke voorwaarde het hierbij zou gaan doelt hij waarschijnlijk op zijn opmerkingen in het gesprek van 22 januari 2018 ‘de enige voorwaarde die ik heb dat het hiermee ook klaar is, ik wil er niks nooit meer over horen, dus zodra er wel allerlei verhalen rond beginnen te zingen is de hele deal met terugwerkende kracht van onze tafel af want dan gaan we het ook helemaal uitzoeken, helemaal open spelen, helemaal heel de rattenplan’.7.3.3
Hoewel deze voorwaarde niet als zodanig in die bewoordingen in de concept vaststellingsovereenkomst is opgenomen (artikel 7 ziet op een verplichting om zich tegenover derden op positieve wijze tegen over elkaar uitlaten en verder een geheimhouding te betrachten over de overeenkomst en de grondslag daarvan) is duidelijk dat beoogd is te voorkomen dat de werkelijke grond voor het conflict naar buiten zou komen. In die zin is de voorwaarde als geformuleerd door [appellant] duidelijk. De vraag is echter of deze voorwaarde door [geïntimeerde 1] c.s. is geschonden. Met de overgelegde stukken is daarvoor het bewijs niet door [appellant] geleverd. De enkele omstandigheid dat partijen niet geheel rimpelloos uit elkaar zijn gegaan (mededeling aan secretaresse van DeWiDo) of dat de afwikkeling nadien wat problemen gaf (mededeling aan webprovider of een vriend van [appellant] ) zonder dat de aard en oorzaak is benoemd, terwijl ook [appellant] daarin zelf een rol speelde door zijn houding om niet loyaal mede te werken aan de nakoming van de gemaakte afspraken, kan evenmin als overtuigend bewijs worden aangemerkt.
Het betrekken van de vader van [appellant] – die bestuurder was van Fumanis – in het nadien ontstane juridisch conflict over de afwikkeling van de ‘deal’ enkel doordat aan hem enige brieven zijn gericht in zijn hoedanigheid van bestuurder is evenmin strijdig met de hiervoor genoemde voorwaarde.
De vordering van DeWiDo jegens de echtgenote van [appellant] staat geheel op zichzelf, is duidelijk onderbouwd, terwijl bovendien mag worden aangenomen dat [appellant] zijn echtgenote zelf heeft ingelicht over de ontstane kwestie en dat valt toch werkelijk niet op één lijn te stellen met ‘het (doen) rondzingen van allerlei verhalen’ in de hiervoor bedoelde zin.7.4
De conclusie moet dan zijn dat de grieven gericht tegen de rechtsgeldigheid van de overeenkomst tussen [appellant] enerzijds en [geïntimeerde 1] c.s. anderzijds falen en dat [appellant] en in zijn spoor Fumanis gehouden zijn mee te werken aan het afwikkelen van die overeenkomst in de door [geïntimeerde 1] c.s. voorgestane zin, zoals ook de rechtbank heeft bepaald.
vergoeding van schade door [appellant]7.5.1
Met grief VIII heeft [appellant] de veroordeling tot betaling van een bedrag van € 7.623,– als schade wegens handelen in strijd met artikel 2:239 lid 6 BW (eigen belang laten voorgaan op dat van de vennootschap) aangevochten. [appellant] heeft aangevoerd dat er in dit geval in het geheel geen strijdig belang was nu zijn echtgenote [Y] feitelijk werkzaamheden van administratieve en juridische aard heeft verricht ten behoeve van DeWiDo. Bovendien is de factuur van het bedrijf van zijn echtgenote al van 2014, terwijl nadien meermaals jaarstukken zijn opgesteld, waarin alle aandeelhouders telkens voor dat jaar decharge hebben verleend. Ook tijdens het bewuste gesprek op 22 januari 2018 is deze kwestie niet aan de orde gesteld.7.5.2
Het hof stelt allereerst vast dat [appellant] kennelijk niet heeft willen vasthouden aan de stelling dat de betaling aan zijn echtgenote [Y] valt onder de overeengekomen finale kwijting.
Dan rest de vraag of het handelen van [appellant] moet worden beschouwd als een handelen in strijd met artikel 2:239 lid 6 BW in relatie tot artikel 17 lid 2 van de statuten van DeWiDo.
Artikel 17 van die statuten luidt als volgt.
1. Het bestuur vertegenwoordigt de vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan:
a. iedere bestuurder met de titel algemeen directeur afzonderlijk;-
b. twee gezamenlijk handelende bestuurders.-
2. In alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuurders wordt de vennootschap niettemin op de hiervoor gemelde wijze vertegenwoordigd. De algemene vergadering is steeds bevoegd een of meer andere personen daartoe aan te wijzen.
Voor de vraag wat een tegenstijdig belang inhoudt kan onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2007, nr. C06/041HR (Bruil/Kombex) het volgende worden opgemerkt. De strekking van artikel 2:239 lid 6 BW is te voorkomen dat de bestuurder bij zijn handelen zich (met name) laat leiden door zijn persoonlijk belang in plaats van (uitsluitend) het belang van de vennootschap dat hij heeft te dienen (HR 9 juli 2004, nr. C03/057, NJ2004,519. Deze bepaling strekt in de eerste plaats tot bescherming van het belang van de vennootschap door de bestuurder de bevoegdheid te ontzeggen de vennootschap te vertegenwoordigen als hij door de aanwezigheid van een persoonlijk belang of door zijn betrokkenheid bij een ander met dat van de rechtspersoon niet parallel lopend belang niet in staat moet worden geacht het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming te bewaken op een wijze die van een integer en onbevooroordeeld bestuurder mag worden verwacht. Voor de toepassing van dit artikel is niet vereist dat zeker is dat de betrokken rechtshandeling daadwerkelijk tot benadeling van de vennootschap zal leiden, doch is voldoende dat de bestuurder te maken heeft met zodanig onverenigbare belangen dat in redelijkheid kan worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen uitsluitend heeft laten leiden door het belang van de vennootschap en de daaraan verbonden onderneming. De vraag of een tegenstrijdig belang bestaat, kan slechts worden beantwoord met inachtneming van alle relevante omstandigheden van het concrete geval. Daarbij kan het ook gaan om een indirect tegenstrijdig belang zoals bijvoorbeeld het aangaan van een arbeidsovereenkomst tussen de vennootschap en de zoon van een bestuurder.
Dit leidt ertoe dat ook ingeval het gaat om een meer dan eenvoudige opdracht, zoals hier aan de orde, [appellant] de bevoegdheid ontbeert om zelfstandig en zonder zijn mede bestuurders in te lichten of daarbij om toestemming te vragen te bewerkstelligen dat er tussen zijn echtgenote en DeWiDo een overeenkomst tot stand komt. Nu die overeenkomst niettemin tot stand is gekomen en de vennootschap bindt, is [appellant] op grond van artikel 2:9 BW aansprakelijk voor de eventueel daardoor veroorzaakte schade. Die schade is vast te stellen op het aan [Y] betaalde bedrag, omdat volstrekt onduidelijk is welke met name meer juridisch inhoudelijke werkzaamheden zij verricht zou hebben, die een dergelijke beloning zouden kunnen rechtvaardigen, en of de vennootschap daarbij enige baat heeft gehad. De door [appellant] gestelde werkzaamheden zijn ook op geen enkele wijze te traceren. Het petitum in hoger beroep onder VI richt zich nog op het aspect van de finale kwijting, maar een (voldoende toegelichte) grief is op dit punt niet geformuleerd. De hiervoor besproken grief VIII faalt.
de – reconventionele -vorderingen van [appellant] en Fumanis7.6.1
De – onvoorwaardelijke – vorderingen in reconventie zijn door de rechtbank afgewezen, aan de behandeling van de voorwaardelijk ingestelde vorderingen is de rechtbank niet toegekomen.7.6.2
[appellant] c.s. hebben gevorderd om na vernietiging van het vonnis alsnog de voorwaardelijke vorderingen, als nader geformuleerd in de akte houdende wijziging van eis van 10 april 2019, toe te wijzen. De daartoe geformuleerde voorwaarde houdt kort gezegd in dat wordt geoordeeld dat geen sprake is van een rechtsgeldige op 22 januari 2018 gesloten overeenkomst. Gelet op hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen en geoordeeld over die overeenkomst, is die voorwaarde niet vervuld zodat de bespreking van de grieven die daarop zijn gericht achterwege kan blijven.7.6.3
De onvoorwaardelijke vorderingen van [appellant] c.s. houden kort samengevat in voor recht te verklaren dat [geïntimeerde 1] c.s. jegens [appellant] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door zonder toestemming van Fumanis de activiteiten van DeWiDo BV en Vof DeWiDo onder te brengen in een andere vennootschap (WeCargo), het veel te laat ter beschikking stellen van de concept jaarrekening 2017 aan Fumanis en verder dat [geïntimeerde 1] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens [appellant] en [Y] , dit alles onder de verplichting de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden, nader op te maken bij staat. Met andere woorden de vorderingen zijn gericht op het handelen van [geïntimeerde 1] c.s. ná het sluiten van de overeenkomst. Het hof moet echter vaststellen dat tegen de beoordeling door de rechtbank van deze vorderingen (in de rov. 4.37 tot en met 4.43 van het vonnis) geen (voldoende toegelichte) grief is gericht. Voor zover moet worden aangenomen dat beoogd is dit te doen met de grieven V en VI, moet worden vastgesteld dat uit de toelichting op deze grieven slechts valt af te leiden dat deze uitsluitend betrekking hebben op de waardering van de aandelen van DeWiDo BV zoals deze heeft plaatsgevonden in het kader van de overeenkomst van 22 januari 2018. [appellant] c.s. staan een geheel andere waardering van die aandelen voor, dit volgens [appellant] c.s. in lijn met hetgeen daartoe is bepaald in de artikelen 14 lid 3 van de statuten. Artikel 14 lid 3 van de statuten van DeWiDo BV houdt voor zover hier van belang het volgende in.
“De aandeelhouder die een of meer aandelen wil overdragen – hierna te noemen: “de aanbieder” – deelt aan het bestuur mede, welke aandelen hij wenst over te dragen. Deze mededeling geldt als een aanbod aan de medeaandeelhouders tot koop van de aandelen. De vennootschap, voor zover houdster van aandelen in haar eigen kapitaal, is onder deze medeaandeelhouders slechts begrepen, indien de aanbieder bij zijn aanbod heeft verklaard
daarmee in te stemmen. De prijs zal – tenzij de aandeelhouders eenparig anders overeenkomen – worden vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen, die door
de aandeelhouders in gemeenschappelijk overleg worden benoemd.”7.6.4
De grieven kunnen niet slagen. In de overeenkomst van 22 januari 2018 is afgesproken dat [appellant] nog een bedrag zou betalen van € 20.000,–. Hoe dat bedrag is samengesteld/berekend valt af te leiden uit de e-mail van 29 januari 2018 van [geïntimeerde 1] aan [appellant] . Daarin is een bedrag opgenomen van € 6000,– als de waardering van de aandelen in DeWiDo BV (nominaal). Met het akkoord van [appellant] daarop is voldaan aan het bepaalde in artikel 14 lid 3 van de statuten, omdat de waardering van de aandelen aldus ‘eenparig’ is vastgesteld door alle aandeelhouders. Dat deze vaststelling onderdeel uitmaakte van de overeenkomst waarbij de samenwerking met [appellant] door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] werd opgezegd, maakt dat niet anders.
Inhoudelijk geldt dit als een aanbod van [appellant] en Fumanis om de aandelen in DeWiDo over te nemen tegen een tussen partijen overeengekomen prijs in de zin van artikel 14 lid 3 van de statuten van DeWiDo BV.
Slotsom7.7
De conclusie moet zijn dat er geen grond bestaat om het vonnis van de rechtbank van 6 november 2019 te vernietigen, dat de vorderingen van [appellant] c.s. zoals die nader in hoger beroep zijn geformuleerd zullen worden afgewezen en dat [appellant] c.s. (hoofdelijk) in de kosten van het hoger beroep zullen worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 760,– aan griffierecht en € 2.163,– voor salaris advocaat (1 ½ punt tarief III).
8De beslissing
Het hof:
- -bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 november 2019;
- -veroordeelt [appellant] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de
zijde van [geïntimeerde 1] c.s. tot op heden begroot op € 760,– aan verschotten en € 2.163,–
aan salaris advocaat, nog te vermeerderen te vermeerderen met de nakosten ten
belope van € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,- in geval van betekening, een
en ander te
voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval
voldoening
van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de
wettelijke rente over de na-kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor
voldoening;
– wijst de overige vorderingen van [appellant] c.s. af.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, E.J. van Sandick en H.F.P. van Gastel en ondertekend en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2022 door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers in aanwezigheid van de griffier.